De juiste vragen stellen Column 4 In de voorbije tien jaar is het aantal Rabo- banken teruggelopen van 935 naar 547. De verwachting is dat dit aantal in de komende jaren nog verder zal afnemen. Omdat ons land nu door een geringer aantal Rabobanken wordt bewerkt, zijn hun werkge bieden vanzelfsprekend groter geworden en in veel gevallen ook gevarieerder. Het werkgebied was, is en blijft het domein van elke Rabobank. Dat geldt zeker voor de dienstverlening aan onze ondernemers in de agrarische sector en in het midden- en klein bedrijf. Elke lokale bank wordt geacht dergelij ke bedrijven te kunnen bedienen, waarbij de bank zich bij specifieke bancaire vragen kan laten ondersteunen door specialisten van Rabobank Nederland. Ook bij de keuze voor de leden van de beheers- colleges zal een bank zich laten leiden door de eisen die het werkgebied stelt: bestuurders die nen personen te zijn met een grote affiniteit voor het lokale - tot het primaire aandachtsge bied van de bank behorende - bedrijfsleven. Ofwel, de samenstelling van de beheerscolle- ges behoort een weerspiegeling te zijn van de economische bedrijvigheid van het lokale werkgebied. Het is verheugend dat veel ban ken bij de vervulling van vacatures in de colle ges hiermee nauwgezet rekening houden. Toch valt niet te ontkomen aan de vaststelling dat bepaalde banken in hun werkgebied ook bedrijven kennen - de middenbedrijven - die op bancair terrein eisen stellen waarvoor die banken niet of onvoldoende zijn toegerust. Voor dit soort bedrijven bestond tot voor kort in grote delen van onze organisatie ook nau welijks belangstelling. In het najaar van 1995 hebben we met elkaar in de organisatie gedis cussieerd over de bewerking van die midden- markt, een buitengewoon interessante, door gaans rendabele en in belang toenemende sector. Het belang van onze aanwezigheid in deze sector werd toen organisatiebreed onderschreven. Tegelijkertijd stelden we vast dat dergelijke bedrijven slechts kunnen wor den bediend door banken die in staat zijn een hoge graad van dienstverlening te ontwikke len, al dan niet tijdelijk ondersteund door Rabobank Nederland. Dit zijn met name die banken die zoveel van dergelijke bedrijven in hun werkgebied hebben dat het loont om te investeren in kennis en menskracht. Dergelijke banken hebben wij de HID+-banken genoemd. In de colleges van dergelijke ban ken behoren dan ook vertegenwoordigers uit dit soort bedrijven zitting te hebben. Dat we die banken nu HID+-banken noemen, wil niet zeggen dat we vinden dat ze meer of beter zijn dan andere banken. We kennen immers ook stads- en plattelandsbanken, kwa lificaties die - evenals dat het geval is bij de HID+-banken - alles te maken hebben met het karakter van het werkgebied en de primai re bedrijvigheid van deze banken. Een bank die een actieve rol wil spelen in het midden bedrijf, moet daarvoor fors investeren. Deze investering moet uiteindelijk opwegen tegen de te verwachten opbrengsten. Banken die - gezien vanuit het werkgebied - niet behoe ven uit te groeien tot een HID+-bank, zouden die ambitie dan ook niet moeten koesteren en zich wat terughoudend opstellen. Als namelijk voor een middenbedrijf de kwaliteit van de bancaire dienstverlening niet de primaire ingang vormt voor het aangaan van een rela tie, dan zal dat middenbedrijf slechts op basis van pure prijsconcurrentie kunnen worden binnengehaald. En dit zal vrijwel nimmer kun nen leiden tot een profitabele en duurzame relatie met dat bedrijf. Om dergelijke bedrij ven toch als klant voor de Rabobank te kun nen werven ofte behouden, is het midden- marktproject opgezet: In een aantal gebieden waar dergelijke bedrijven zijn geconcentreerd, wordt in goed onderling overleg de bewer king overgelaten aan HID+-banken. Ik denk dat deze overwegingen bestuurders met ondernemersbloed zullen aanspreken. Ook zij weten immers dat continuïteit in de relatie is gediend met kwaliteit en het bieden van toegevoegde waarde. Prijsconcurrentie alleen is een heilloze weg om tot bestendige relaties te komen. Ze weten ook dat investe ren in specifieke markten slechts dan zinvol is, als dergelijke investeringen ook rendement opleveren. Dergelijke bestuurders kunnen optreden als waardevolle sparringpartner van hun directeur. Zij kunnen hem de juiste vra gen stellen en hun ervaring inbrengen als er besluiten moeten worden genomen over de koers van de bank. Onze organisatie is gebaat bij bestuurders met ondernemersbloed! drs. H. Visser lid Hoofddirectie

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 4