Nog maar 11 r Uitkomsten van enquêtes zorgen er vaak voor dat je bepaalde beelden moet bijstellen en 'ns goed moet nadenken over de werkelijkheid. Onlangs kwa men de uitkomsten van een enquête onder bestuurders beschikbaar. Die ging over Bank in Beeld voor Bestuur ders. U leest daar meer over in deze aflevering. In die enquête werd ook gevraagd naar uw mening over de mate waarin bij het ontwikkelen van beleid naar het geluid van de lokale bank wordt geluisterd. Zo'n vraag wordt periodiek in enquêtes meegenomen. Twee jaar geleden had 24% dat gevoel nog, eind vorig jaar was de score gedaald tot 11%. Een daling die te denken geeft en vragen oproept, met name vragen hoe een dergelijke lage score kan worden verklaard en waar de mogelijkheden voor verbetering liggen. Het scheidend Hoofddirectielid Van den Broek - zelf bijna een kwart eeuw werkzaam geweest bij een lokale bank - was niet verbaasd over deze lage score, hoewel hij er zeker niet gelukkig mee was. In zijn ogen ligt de ver klaring met name in de rol van Rabobank Nederland bij het ontwikkelen van nieuw beleid en vooral in het tempo waarin dit gebeurt. Eigenlijk is dit enige jaren geleden ingezet bij de Eénacht- ste operatie, die erop was gericht onze kosten te vermin deren. Deze operatie had forse consequenties: er werd niet alleen bezuinigd, er werd ook nieuw beleid gepresen teerd. Het bedrijf van onze banken kantelde naar een 'ondernemende' bank. De veranderingsvoorstellen sloe gen neer in de visie hoe de Rabobank er in 1998 uit zou moeten zien: Visie '98. Rabobank Nederland kantelde ook van productgeörien- teerd naar klantgeörienteerd. De structuur van het Werk gebied Aangesloten Banken werd daaraan aangepast. Op basis van hun behoeften werden klanten gesegmenteerd en deze segmentatie vormt de ruggegraat van de inrichting van het WAB. De vijf segmenten gingen met voortvarend heid aan de slag om nieuw beleid te formuleren: er was immers veel werk aan de winkel. Er werden ingrijpende vernieuwingen voorgesteld, waarbij voor de lokale ban ken vooral een volgende rol lijkt weggelegd. Bij beleidsontwikkeling worden al sinds jaar en dag directeuren van lokale banken nauw betrokken. Een aantal jaren geleden is de afstemming zelfs geïntensiveerd. Nu gebeurt dat in de BVC's, de Beleidsvoorbereidingscommis sies. Het gaat dan wel steeds om een kleine groep directeuren. Met deze groep wordt het nieuwe beleid uitgewerkt, vaak in meer daagse sessies. Hierbij wordt uiterst serieus omgegaan met hun door de praktijk gevormde visies. Op basis daarvan wordt het beleid fijngeslepen en genuanceerd, en invoeringsgereed gemaakt. Pas op dat moment worden de banken, in eerste instantie via de CKV en de kringen, breed op de hoogte gebracht van nieuwe beleidsvoorstellen. De managementteams worden uitgeno digd op regionale consultatiedagen en maken dan kennis met die uitgewerkte plannen. Op dat moment wordt ook naar hun mening gevraagd. Maar als hun collega's in de BVC's hun werk goed hebben gedaan, kunnen er nog slechts detailopmerkingen worden gemaakt. In grote lijnen blijven de plannen in tact. Je zult dan maar een druk bezet directeur zijn, nog volop bezig met de vele veranderingen waarin elke bank ver keert. En je wordt dan op zo'n consultatiedag geconfron teerd met wéér nieuwe plannen, die wéér een zwaar beroep zullen doen op je mensen en op jezelf en die je het gevoel geven dat je er niets meer aan kunt veranderen. Is het dan vreemd dat je in de richting van je bestuur gelui den laat horen in de sfeer van: 'Ze doen maar en trekken zich niets van ons aan?' en is het dan vreemd dat ook u als bestuurder het gevoel krijgt dat de stem van de lokale bank nauwelijks telt? De bankenmarkt ontwikkelt zich in een razend tempo en vraagt om slagvaardigheid. Langdurig overleg is niet lan ger mogelijk. De stem uit de praktijk is die van de direc teuren. Naar een selecte groep wordt geluisterd. Ze zijn de 'stem' van de lokale banken. Maar die wordt - als we het goed doen - voor een niet onbelangrijk deel ingefluis terd door collega's en bestuurders. We mogen ons niet neerleggen bij de uitkomst van deze enquête. Er zal ook in de communicatie in de richting van onze banken een meer pro-actieve instelling moeten komen. De kringen en de afdelingsvergaderingen van de VDR zouden in dat traject een wezenlijke rol kunnen gaan vervullen. Maar ook binnen de lokale banken zou den door een niet-afwachtende houding van het bestuur 'overrompelingen' moeten worden voorkomen. Nieuw beleid mag wel verrassend zijn, maar mag niet uit de lucht komen vallen! Uit de uitslagen van enquêtes moeten we leren. Dat geldt ook voor uw blad Bank Bestuurder. Roosen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 3