Coöperatief in Europa
Wat begon als zelfhulp
De Rabobanken bezinnen zich op het hoe en
waarom van hun coöperatieve structuur. Het
ieek de redactie een goede zaak 'n kijkje over
de grens te nemen om te zien hoe onze Europe
se zusterinstellingen zijn georganiseerd. We
starten deze rubriek bij onze Oosterburen, de
bakermat van ons coöperatief gedachtengoed.
In deze aflevering focussen we ons op de orga
nisatie van de Duitse banken. In de volgende
aflevering gaan we in op de verschillen en
overeenkomsten tussen de Nederlandse en
Duitse coöperatieve banken.
In 1972, het jaar van de fusie tussen de Coöperatieve
Centrale Raiffeisenbank en de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank, werden in Duitsland de Volksban
ken en Raiffeisenbanken met elkaar verbonden in het
Bundesverband der Deutschen Volksbanken und Raiffei
senbanken.
De geschiedenis van de Volksbanken voert terug op de
pioniersarbeid van Hermann Schulze-Delitzsch, die leef
de van 1808 tot 1 883. Hij was een fervent aanhanger
van het in het midden van de vorige eeuw opkomende
democratisch-liberalisme. Voor de nieuwe wereld die
ontstond in samenhang met de industriële opkomst en
het verval van de klassieke standenmaatschappij, propa
geerde hij vrijheid voor de burgers om in ondernemende
zin het heft in eigen hand te nemen. Anders dan zijn
land- en tijdgenoot Karl Marx had hij geen hoge ver
wachtingen van een grotere rol voor de staat. Naar zijn
mening zou de positie van de kleine ambachtelijke
bedrijven en de arbeiders kunnen verbeteren door geor
ganiseerde zelfhulp in coöperaties en vakbonden.
Schulze-Delitzsch gaf in 1849 uiting aan zijn opvattin
gen door de oprichting van de eerste coöperatie van en
voor schoen- en meubelmakers in het toenmalige Prui
sen. Hierbij sloten zich 57 handwerkslieden aan. In
1855 verscheen zijn handboek 'Voorschot- en krediet
verenigingen als Volksbanken'. Ook als parlementslid
zette Schulze-Delitzsch zijn opvattingen kracht hij. Zijn
succesvolle pioniersarbeid inspireerde Bismarck tot de
uitspraak: 'De kredietcoöperaties zijn de oorlogskassen
van de democratie'.
Friedrich Wilhelm Raiffeisen
De grondlegger van de Raiffeisenbanken is de in onze
gelederen beter bekende Friedrich Wilhelm Raiffeisen.
Raiffeisen werd in 1818 geboren. Op 27-jarige leeftijd
werd hij benoemd tot burgemeester van Weyerbusch. De
noden die hij hier aantrof, inspireerden hem tot de
oprichting van een broodvereniging voor de hongerende
lokale bevolking. Na zijn overstap als burgemeester naar
Flammersfeld stond hij hier in 1849 aan de wieg van een
charitatieve vereniging ter ondersteuning van onbemid
delde landbouwers. In 1854 stichtte hij in Heddesdorf,
waar hij kort daarvoor tot burgemeester was benoemd,
een liefdadigheidsvereniging. Na tot het inzicht te zijn
gekomen dat duurzame successen op het gebied van
armoedebestrijding pas kunnen worden bereikt door
gemeenschappelijke zelfhulp, werd in 1864 de liefdadig
heidsvereniging omgezet in de eerste boerenleenbank op
coöperatieve grondslag.
Zijn bevindingen legde Raiffeisen neer in het boek 'Voor
schotbankverenigingen als middel om de nood van de
agrarische plattelandsbevolking alsook van de stedelijke
handwerkers en arbeiders te verlichten'.
Voor zowel Schulze-Delitzsch als Raiffeisen waren de
coöperatieve grondbeginselen 'zelfhulp, zelfverantwoor
delijkheid en zelfbestuur'. Hoezeer hun ideeën al direct
aansloegen mag blijken uit het feit dat in Duitsland tus
sen 1850 en 1865 ruim 1.000 kredietcoöperaties werden
opgericht.
Overkoepelende organen
In 1972 vond een herschikking plaats van de landelijke
topstructuur van het coöperatiewezen, waarmee een
18