7 lijning van de procedures. Toch vond hij de aanpak van de middenmarkt goed. In dit verband werd ook nog stil gestaan bij de afspraken die negen banken rond Eind hoven in 1990 maakten voor de bewerking van het gro tere bedrijfsleven. In dit convenant - tot stand gekomen op initiatief van het kringbestuur en de regiodirectie - waren spelregels opgenomen om problemen rond werk gebieden op te lossen. De banken toonden zich tevreden over het effect van die afspraken, al zijn commerciële successen uitgebleven. Bestuursvoorzitter Bergman van de Rabobank Eindhoven gaf vervolgens zijn visie op de snel veranderende eisen die aan bestuurders worden gesteld. Een aansprekende bena dering daarvan had hij aangetroffen in de Leidraad voor bestuur en raad van toezicht. Uitgaande van de steeds hogere eisen die worden gesteld aan management en medewerkers vond hij dat ook bestuurders ervoor moe ten zorgen dat hun kwaliteit in vergelijking daarmee gelijke tred houdt. Hij pleitte vragenderwijs voor een wat meer commerciële opstelling van bestuurders, versterking van hun netwerkfunctie en een grotere rol in de sfeer van relatiemarkering. In zijn ogen gaf het beschikken over bestuurders de Rabobank een unieke voorsprong op de niet-coöperatieve banken. Bestuurder als generalist Het kostte zijn collega Smits, voorzitter van de raad van toezicht van de Rabobank Nuenen, weinig moeite een aantal kwaliteitseisen voor bestuurders te noemen: een grote maatschappelijke betrokkenheid, een goed onder nemerschap en het zijn van generalist. Hij voegde daar nog aan toe dat een beperkte zittingsduur een voorwaar de zou moeten zijn om ook goed te blijven functioneren. Gewapend met deze kwaliteiten zag Smits het absoluut niet als een probleem om als bestuurder de eindverant woordelijkheid voor het bankbedrijf te dragen, ook zon der inhoudelijke kennis van het bankvak en zonder zich op de stoel van de directeur te nestelen. Voor hem bestaan er meer dan voldoende ijkpunten vanuit de lokale gemeenschap en vanuit Rabobank Nederland om te kunnen beoordelen of het bankbedrijf goed wordt uit geoefend. Wel moet het bestuur zich serieus inlaten met de beleidsformulering. De 36-urige werkweek Dat de medewerkers in de afgelopen jaren zijn gecon fronteerd met ingrijpende veranderingen, bleek wel uit een opsomming hiervan door de heer Sijtsma, relatiebe heerder bij de Rabobank Veldhoven. Hij ging met name in op de steeds hogere eisen die aan de medewerkers worden gesteld. In zijn ogen zouden deze hogere eisen ook consequenties dienen te hebben voor de kwaliteit van het management. Hij benadrukte het belang van doorstroming, waarbij de autonomie van de lokale ban ken soms een nadeel vormde. Zijn betoog was voor een collega in de zaal aanleiding aandacht te vragen voor het belang van de medewerkers bij schaalvergroting. Hij pleitte ervoor dat bestuurders bij hun beoordeling over de wenselijke omvang van een bank ook rekening hou den met de belangen van de medewerkers op langere ter mijn. Hijzelf had kunnen constateren dat schaalvergro ting na fusie medewerkers veel nieuwe kansen en mogelijkheden geeft. Van bestuurszijde werd hierop opgemerkt dat het personeelsontwikkelingsbeleid een vaste plaats op de bestuursagenda zou moeten hebben. De discussie over de inzet van de medewerkers gaf Hoofddirectielid Van den Goorbergh aanleiding een voorlopige impressie te geven van de experimenten rond de invoering van de 36-urige werkweek. Een eerste beeld was dat flexibilisering van de arbeidstijd leidde tot een grotere klantgerichtheid: bij de invulling van de werk week wordt veel meer dan voorheen rekening gehouden met de wensen van de klant. Na een kort en waarderend dankwoord van de voorzitter van de Raad van Beheer, Meijer, kon dagvoorzitter Jak dit Regiobezoek in zijn eigen PSD-termen afsluiten. Het volgende bezoek zal plaatsvinden op 10 november. De Raad van Beheer is dan te gast bij de banken binnen het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, het KAN-gebied.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 7