Over autonomie gesproken Dit najaar hebt u, bestuurder van onze lokale ban ken, een aantal stevige beleidsnota's van Rabo bank Nederland besproken. U deed dit aan uw eigen bestuurstafel en vervolgens tijdens de kringvergade ringen. Die kringvergaderingen liggen inmiddels alweer enige weken achter ons en de Centrale Kringvergadering zal op 22 november het resultaat laten zien van deze organisatie-brede discussie. Dit keer heeft de discussie in de kringen zich met name toegespitst op twee onderwer pen: de bewerking van de middenmarkt en de schaal grootte van lokale banken. Twee onderwerpen die veel te maken hebben met onze structuur van autonome coöpe ratieve banken en die ook om die reden naadloos aanslo ten aan het derde belangrijke agendapunt: 'De coöperatie die Rabobank heet'. Autonomie is een onderwerp dat als een rode draad door veel van onze discussies loopt. Het houdt een bepaalde vrijheidsgraad in om een eigen inhoud en vorm te geven aan het bankbedrijf en de coöperatieve vereniging, maar wel binnen de kaders van de wet, de statuten, onze nor men en waarden, en van gemeenschappelijke afspraken. Autonomie is een kostbaar goed. Het is een van de belangrijkste verklaringen voor ons succesvol opereren. Inperking van autonomie is dan ook pas dan aan de orde wanneer dit van overheersend belang is voor de hele organisatie. Autonomie is trouwens ook de bereidheid zichzelf in het belang van de organisatie beperkingen op te leggen. In de nota over de bewerking banken gevraagd afspraken te grote bedrijven aan HID+-banken over te laten. Niet elke bank is immers in staat voldoende menskracht en kwaliteit te organiseren om dit moeilijke, maar bancair interessante marktsegment te bedienen. Het pleit voor het inzicht van de organisatie dat de discussie over dit gevoelige onderwerp een grote consensus liet zien. Vrijwel alle banken bleken bereid met deze plannen mee te gaan. Zij ervoeren dit dus duidelijk niet als een inbreuk op hun eigen autonomie. Van van de middenmarkt wordt maken om de relatie met Rabobank Nederland zal echter veel tact, wijsheid en overtuigingskracht worden gevraagd bij het selecteren van de HID+-banken. Die selectie zal dan ook moeten plaatsvinden in goede afstemming met de buurbanken. Autonomie is ook - en bij uitstek - aan de orde als ban ken zich bezinnen over hun eigen voortbestaan. Het al dan niet fuseren is daarvan het meest sprekende voor beeld. De in de kringen gevoerde discussie over de schaalgrootte van banken en de interne fusiegedragslijn leverde in het algemeen een grote mate van instemming op. De in de nota over de bankgrootte uitgezette gedach- tenlijn werd logisch en consistent genoemd. De overwe gingen die aan een fusie ten grondslag zouden moeten liggen, werden herkend. Een fusie is een uiterst gecompli ceerd proces, dat moet worden beheerst door zuivere en vooral objectieve overwegingen. Die objectiviteit wordt gediend als bij een fusie wordt uitgegaan van een struc tuurrapport dat in kringverband is opgesteld en waarvan de uitkomsten goed met elkaar zijn afgestemd en doorge sproken. Het lijkt dan logisch een fusievoornemen voor een inhoudelijk advies voor te leggen aan het kring- bestuur, een door de banken zelf gekozen college van bestuurders en directeuren, dat geacht mag worden de representant bij uitstek te zijn van het desbetreffende gebied. Als fuserende banken de lijnen van het fusiepro ces zuiver hebben gevolgd, is het vrijwel uitgesloten dat een kringbestuur bezwaren zal hebben. Er zal dan slechts sprake kunnen zijn van een formele bevestiging vanuit de organisatie van een voornemen van banken. Dat voorne men is in het belang van die banken en dus ook van haar leden, en uiteindelijk van de hele organisatie. De CKV van november zal duidelijk maken of de voor gestelde lijn door de organisatie zal worden gevolgd. En de praktijk zal vervolgens moeten uitwijzen of deze regelgeving ook in concrete situaties passende oplossingen biedt. Roosen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 3