marktsegment zelfstandig te bewerken. De HID-t-ban-
ken leveren in die periode een oplopende bijdrage in de
kosten, die zij ten slotte volledig zullen dragen.
aantrekken van daarvoor in aanmerking komende mede
werkers. Voor rekening en risico van Rabobank Neder
land, dat wel.
Kost voor de baat?
Vanuit de CKV werd opgemerkt dat het redelijk lijkt de
aanloopkosten over de eerste vijf jaar direct bij de
HID+-banken in rekening te brengen: 'De kost gaat
immers voor de baat uit'. Visser was het daarmee niet eens:
'De ontwikke
ling van de
middenmarkt
kost veel tijd
en inspanning.
Een financiële
tegemoet
koming is in
het begin op
z'n plaats,
omdat er dan
nog geen tast
bare resultaten
zijn.' Daarte
genover staat
wel dat uitein
delijk de hele
organisatie de
vruchten zal
plukken van
een goede
positie op
de midden-
markt.'
Een scheidsrechtersrol van Rabobank Nederland verwees
Visser naar de zijlijn. Goede afspraken op basis van het
marktperspectief zijn doorslaggevend voor het slagen van
het voorgestelde beleid. Hij benadrukte nogmaals de
noodzaak van 'een open dialoog tussen alle betrokken
partijen' die zich overigens in zijn waarneming gelukkig
ook al blijkt te voltrekken.
Enige zorg was er vanuit de CKV over een toereikende en
tijdige selectie van de middenmarktgebieden nu en in de
nabije toekomst. Er is wat dat betreft een spanningsveld
tussen wat wenselijk en haalbaar is', verklaarde Visser.
Veel zal naar zijn mening afhangen van hoe een en ander
zich ontwikkelt, ook in relatie tot de beschikbaarheid
van goede medewerkers. 'Er zal een zo hoog mogelijk
tempo worden aangehouden', aldus de Hoofddirecteur,
die vond dat de doelstellingen per regio moeten worden
bepaald en dus niet voor de hele organisatie. Wel stelde
hij de CKV periodieke terugkoppeling over de geboekte
resultaten in het vooruitzicht.
Al met al bleek de CKV reeds in dit stadium overtuigd
van de noodzaak over te gaan tot een zo spoedig mogelij
ke realisatie van het voorgestelde beleid. Visser liet niet
na de koe direct bij de horens te vatten. De CKV kon
instemmen met zijn voorstel al direct over te gaan tot het
Coöperatie 2000
Waardering oogstte de discussienota waarin de resultaten
van de Coöperatieconferenties zijn 'ingedikt' tot vijf
modellen of scenario's. Dat is naar mening van de CKV
een goede basis voor de volgende fase van de coöperatie
discussie. In grote lijnen kon men zich vinden in de sug
gestie om het dienstverlenings- en innovatiescenario te
volgen en voor een nadere invulling de discussie te ver
leggen naar lokaal niveau. Punt van overweging was wel
in hoeverre het voordeelscenario daarbij nog een rol zou
moeten en kunnen spelen. Hoofddirectielid dr. W.M. van
den Goorbergh lichtte nog eens goed onderbouwd toe
waarom vasthouden aan het voordeelscenario zich zeer
slecht verhoudt tot de financiële realiteit. Hij betoogde
dat de Rabobank onder meer als gevolg van de relatief
hoge interne kapitalisatie-eis haar leden geen structureel
significante materiële voordelen kan aanbieden. 'Bij de
principiële discussie over de vraag of de voorkeur voor
de combinatie van het dienstverlenings- en innovatiesce
nario kan worden onderschreven, moet dus de realiteit
van de financiële mogelijkheden niet uit het oog worden
verloren', aldus Van den Goorbergh. Vanuit de CKV
kwamen twijfels of het individuele lid zich gezien het
hoge abstractieniveau door de overigens duidelijke argu
menten wel aangesproken zal voelen: 'Het lid zal zich in
het kader van de discussie op lokaal niveau vooral geïn
teresseerd tonen in concrete voordelen.' Met overtuiging
stelde Van den Goorbergh dat het niet mogelijk is de
nieuwe invulling van de coöperatieve ideologie te ver
smallen tot een concrete actie op het gebied van voorde
len voor de leden: 'Dat kan en mag niet de inzet zijn van
het huidige debat.' Hij beklemtoonde dat de essentie van
het dienstverlenings- en innovatiescenario daarin ligt dat
de Rabobank de enige bank is waarbij leden en klanten
invloed op de ontwikkelingen hebben. 'Dit is de uitda
ging waar de Rabobankorganisatie voor staat en daarop
dient de coöperatiediscussie zich te concentreren', aldus
Van den Goorbergh.
Tijdens de behandeling van de nota werd gewezen op de
nieuw gevormde stafgroep Coöperatie, die lokale banken
behulpzaam zal zijn bij de invulling en uitwerking van de
discussie. Zo moet het mogelijk zijn in het voorjaar van
1996 te komen tot een afsluitende notitie, waarmee de
discussie over de eerste twee van de drie B's - Belang en
Betrokkenheid kan worden afgerond en de aandacht
kan worden gericht op de derde B, die van Beheer.
23