Spreiding van macht Ook in het denken van Bais en De Boer, beiden lid van de werkgeversdelegatie, over het functioneren en de gedragenheid van de CAAR spelen de regiocommissies een doorslaggevende rol. Als die commissies goed wor den gedragen door hun achterban', stelt De Boer, 'neemt ook de inbreng van de werknemersdelegatie in de CAAR in gewicht toe. Dat houdt ook de werkgeversdelegatie De Boer: 'Als bestuurder moet ik weten wat er leeft in die club. goed bij de les, wat ook weer noopt tot een betere com municatie met de achterban.' Hij onderkent dat het in het verleden aan die communicatie heeft geschort. Deze bestuursvoorzitter van de Rabobank Dalfsen-Lemeler- veld heeft al sinds 1987 zitting in de werkgeversdelegatie van de CAAR. 'Het leeft veel te weinig dat de CAAR adviseert over zeer belangrijke onderwerpen die een ieder in de organisatie van hoog tot laag raken. Ook bestuur ders beseffen onvoldoende dat mede namens hen met een werkgeversbril in de CAAR wordt meegekeken.' Bais, directeur van de Rabobank Doesburg-Giesbeek en pas sinds mei namens de directeuren deel uitmakend van de werkgeversdelegatie van de CAAR, schroomt niet de hand in eigen boezem te steken: 'Ik moet bekennen dat ik tot voor kort niet echt overtuigd was van de waarde van de CAAR. Ik dacht er nauwelijks aan, net als zoveel andere directeuren, ben ik bang.' Des te opvallender is het elan waarmee Bais in het spoor van De Boer het nu voor de CAAR opneemt: 'De CAAR is een uniek orgaan en van grote waarde voor onze coöperatieve bank. Er wordt een 'volwassen' overleg gevoerd en toegezien op gemaakte afspraken. De raad is daarbij als vanouds gericht op het bereiken van consensus. Uiteindelijk gaat het dus om spreiding van macht.' Kom daar maar eens om Met zijn lange staat van dienst in de CAAR weet De Boer goed de vinger te leggen op de sterke kant: 'De werkne mers- en werkgeversdelegatie bepalen afzonderlijk in een eigen vooroverleg hun standpunt over bepaalde beleids voornemens of ontwikkelingen op het gebied van human resources. Vervolgens worden die standpunten inge bracht in het overleg, waarbij zowel de voorzitter van de Raad van Beheer als het lid van de Hoofddirectie alles aan argumentatie uit de eerste hand meekrijgen. Geza menlijk wordt dan gezocht naar een acceptabele lijn, als het kan naar unanimiteit. Kom daar maar eens om bin nen een organisatie!' Het grootste probleem van de CAAR lijkt te liggen in het ontbreken van de juiste com municatie naar de achterban en een verkeerde beeldvor ming die daarvan het gevolg is. Bais is lid van de commissie die de CAAR heeft ingesteld om in de commu nicatielacune te helpen voorzien. De communicatie naar werknemers en directeuren staat bovenaan de lijst. Naar de werknemers toe kunnen de regiocommissies het in de nieuwe opzet nu beter gaan doen. Bais benadrukt dat hij namens de directeuren in de CAAR zit. Daarom heeft hij ook automatisch een zetel in het hoofdbestuur van de VDR gekregen. Dat mag een goede communicatie met zijn achterban al garanderen. Samen met De Boer, die als kringbestuurder jarenlang lid van de CKV was, is hij van mening dat de bestuurders die door de CKV worden benoemd, eigenlijk ook per definitie lid van de CKV zou den moeten zijn. 'Maar de communicatiecommissie ziet de bestuurders niet als een primaire doelgroep', aldus Bais, 'want het gaat om een materie die in volwassen ver houdingen binnen de lokale bank bij de directeur is belegd. Daar ligt voor ons het aanspreekpunt.' De Boer wijst echter op het belang ook de bestuurders aan te spreken, omdat zij ondanks de mandatering ook hier eindverantwoordelijk blijven. 'Op onze bank zit ik een paar keer jaar bij de vergadering van de ondernemings raad. Als bestuurder moet ik weten wat er leeft in die club.' Een grote eer Op de vraag of 'we de CAAR zeker moesten uitvinden, als we 'm niet hadden', zoals oud-Hoofddirectievoorzit ter Lardinois het eens formuleerde, antwoorden Bais en De Boer met een volmondig 'ja'. 'Zeker in een geprofes sionaliseerde vorm', voegt Bais eraan toe. 'Daardoor zal het de organisatie ook duidelijker worden dat de CAAR een belangrijke rol speelt', aldus De Boer, 'en zal het voor de leden hopelijk beter mogelijk zijn aan dit werk prioriteit te geven.' Zeker niet bevorderlijk voor de kwa liteit zijn naar zijn idee de nogal frequente tussentijdse ledenwisselingen uit het verleden. Hij onderstreept dat het uitdienen van de zittingsperiode een eerste vereiste is. 'Het moet een grote eer zijn om zitting te hebben in de CAAR', doet Bais er een schepje bovenop. Maar echt goed wordt het volgens beiden pas als men in de organi satie bij kwesties op het gebied van human resources- beleid als eerste vraagt: 'Wat vindt de CAAR ervan?' 21

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 21