Een zaak van lange adem Coöperatief in de praktijk Een stadsbank en coöperatief bankieren. Gaat dat samen? De Rabobank Amsterdam ontwikkelde vijftien jaar geleden een structuur waarin plaats is voor leden die op een bijzondere wijze bij de bank zijn betrokken. Dit geldt niet voor alle 1600 leden/ondernemers, maar wel voor een groep leden met gemeenschappelijke kenmerken. De bank Amsterdam afficheert zich nadrukkelijk als een coöperatieve bank. Kan zij dit waarmaken of is het een 'marketing-gimmick' om zich in het Amsterdamse te onderscheiden? Algemeen Directeur W.J.J. Greve is zeer stellig in zijn reactie op deze vraag: 'Ons coöperatief karak ter onderscheidt ons weliswaar van de vele con currenten die we in Amsterdam tegenkomen, maar we zijn heel bewust bezig aan dat karakter ook een serieuze inhoud te geven: onze leden moeten invloed kunnen heb ben op ons beleid. Zij legitimeren ons bestaan. We zijn er voor hen en dat zijn ze zich heel goed bewust.' Greve is sinds 1977 directeur van deze bank die inmiddels een balanstotaal heeft van f 1,6 miljard. Vanaf zijn aantreden heeft hij veel energie gestoken in het tot ontwikkeling brengen van deze stadsbank. P.C. van den Busken is vrij wel even lang bestuurlijk aan de bank verbonden, sinds 1988 als bestuursvoorzitter. Ook hij heeft de penetratie van de bank in Amsterdam van nabij meegemaakt. 'We hebben daarin geweldig veel energie moeten steken. De stad Amsterdam was binnen de Rabobankorganisatie fei telijk een witte vlek. Vanuit de randgemeente Diemen hebben wij de stad moeten 'veroveren'. Ik heb dat een unieke operatie gevonden, temeer omdat we nauwelijks konden terugvallen op gelijksoortige ervaringen in de Rabobankorganisatie.' Kernleden Rond 1980 was de bank erin geslaagd een redelijke posi tie te veroveren in het Amsterdamse bankencircuit. Dat was ook het moment waarop bestuur en directie zich konden huigen over de vraag hoe de bank zich ook als coöperatie zou kunnen manifesteren. Het was duidelijk dat ook hier de weg der geleidelijkheid was geboden. Het toen al grote aantal leden - met name geconcentreerd in de sfeer van de kleine middenstand - maakte het op dat moment noodzakelijk met een beperkt aantal leden een start te maken. Van den Busken: 'Onze bank heeft vanaf het begin sterk geïnvesteerd in de persoonlijke relatie met onze klanten. We hebben een goed werkend systeem van gekwalificeerd accountmanagement, dat met name veel kan betekenen voor het grotere familie-achtige bedrijfsle ven, waar eigendom en leiding in één hand zijn. Het gaat bovendien om ondernemers met een sterk pragmatische instelling. Die groep onderne mers beschou wen wij als onze kernleden. Onze accountma nagers benade ren hen met de vraag of zij belangstelling hebben voor het kernlidmaat- schap. Een niet onbelangrijk deel heeft die belangstelling en treedt toe. De kernleden zien wij als onze pri maire coöpera tieve doelgroep. En juist voor hen hebben we veel in huis.' Algemeen directeur Greve geeft daar enige voor beelden van. Hij ziet binnen zijn bank drie 'soorten' co- operaties: de kredietcoöperatie, de kenniscoöperatie en 'Van den Busken: 'Een buitengewoon positieve impuls.' 18

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 18