I genoeg te laten zien en dat is vooral voor de lokale ban ken een uitdaging.' Een ander traject waarlangs de Staf- groep Coöperatie zich gaat bewegen is het onderhouden van contacten met allerhande nationale en internationale zusterorganisaties en aanverwante instellingen op co- operatief gebied. 'Hier ligt een terrein braak', oordeelt Hazen, 'dat vraagt om coördinatie en om actieve partici patie van Rabobankzijde. We kunnen veel van anderen leren.' De meest wezenlijke taak die voor de stafgroep is «k Hazen: 'Een grote ommezwaai is nodig.' weggelegd, is echter het bevorderen en versterken van de kwaliteit van de coöperatie. De actuele klus van de Coöperatiediscussie moet tot een goed einde worden gebracht, of misschien is het beter te stellen dat het onder werp 'coöperatie' een vast agendapunt zou moeten zijn in onze beleidsontwikkeling. Daarom ook is de Vakgroep Bestuurders naar de stafgroep overgekomen. 'Het daar ontwikkelde project 'De Plus van de Coöperatie' kunnen we zo inschuiven in de discussie: het gaat daarbij immers om het zo goed mogelijk vormgeven van de coöperatieve identiteit.' Een tastbaar resultaat van dit project is al direct dat de lokale banken kunnen beschikken over ondersteuningsmateriaal met praktische handvatten voor het voeren van de discussie binnen de colleges en met leden en medewerkers. Daarover heeft Hazen toch zijn zorgen. Want niet alleen wacht zijn stafgroep de enorme klus van de verwerking van de output - 'we gaan een geweldige diversiteit tegemoet zien' - maar vooral de kwaliteit van de discussie is volgens hem van groot belang. het nadenken stimuleert.' Hij drukt alle besturen op het hart weloverwogen te werk te gaan en hoofd- en bijzaken goed gescheiden te houden. Terugbrengen van de bank in de maatschappelijke context vereist verdieping van visie: een stevig doordenken. De discussie met de leden moet niet ontaarden in oppervlakkigheid en het zoeken naar voordeeltjes. 'Je bespeurt nog te vaak de neiging om het denken over de coöperatieve identiteit toe te spitsen op dat toverwoord 'voordeel' en dat is echt niet meer de enige invalshoek om onze coöperatie te benaderen', ana lyseert Hazen, 'daarmee reduceer je het steeds verder tot een marketing-instrument, of breng je de afhankelijkheid van de kapitaalmarkt dichterbij.' Met kracht onder streept hij dat de kern zit in wat maatschappij en leden van ons vragen en dus in de zeggenschap binnen de coöperatie. En dan niet alleen in de zin van klantenpanels of het opschuiven naar een ledenraad of iets dergelijks: 'In een maatschappelijke oriëntatie heeft zeggenschap van de leden ook een heel andere betekenis.' Moeilijk heid is volgens Hazen dat de lokale banken er sterk op zijn gericht hun 'performance' af te meten aan de concur rentie. Dat hebben we onszelf in de loop der tijd aange leerd. 'Maar zolang we ons alleen laten leiden door de vraag hoe wij presteren in vergelijking met een ABN- Amro en een ING', zegt hij, 'zal de technologische en economische rationaliteit het functioneren van de lokale banken sterk overheersen.' Hij zet uiteen dat hierdoor ten onrechte tekort wordt gedaan aan de maatschappelij ke rationaliteit achter ons handelen. Het 'achtergebleven been' is daarom niet de operationele (het management), maar de bestuurlijke kant van de plaatselijke bank. Het nu goed doordenken van dit probleem is naar zijn mening des te belangrijker vanwege de grote gevolgen voor de nog te voeren discussies over het onderwerp Beheer. 'Waarom zijn we eigenlijk in deze discussie ver zeild geraakt?', stelt hij zich de vraag, direct zelf het ant woord formulerend: 'Vanwege de alsmaar toenemende dominantie van het bancaire en het dreigend verlies van legitimatie van onze coöperatieve structuur. Dat is overi gens door onszelf in de hand gewerkt. Natuurlijk moeten we de coöperatie rationeel benaderen. Maar laten we niet allang een eenzijdige economische rationaliteit op de co- operatie los? Als we onszelf uitsluitend blijven afmeten aan een concurrentie die handelt vanuit een ander maat schappelijk model dan de coöperatieve bedrijfsvorm, betekent dat op termijn gewoon het einde van de coöpe ratie. Louter onszelf spiegelen aan de cijfertjes volstaat niet meer. Voor een goed doordachte en vitale coöpera tieve bank is er veel meer mogelijk.' Babylonische spraakverwarring 'Er is een zeker gevaar dat men plaatselijk de discussie te breed gaat voeren', aldus Hazen, 'met het risico dat de uitkomst moeilijk te hanteren wordt. Dat kan leiden tot een Babylonische spraakverwarring, die overigens ook II

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 11