Discontinuïteit in plaats van geleidelijkheid 5 Met de woorden 'samen werkend en samen vernieu wend' besloot Hoofddirectievoorzitter drs. Herman Wijffels zijn toespraak tijdens de Algemene Vergadering van 1995. Met een breed scala van onderwerpen wist hij zijn gehoor ruim drie kwartier te boeien. Op enkele van die onderwerpen gaan wij in dit interview nader in. Zij spelen immers een belangrijke rol in de dagelijkse praktijk van onze banken, of het nu gaat over de samen werking met de Robeco Croep, de invulling van de nieuwe CAO of de richting van de Coöperatiediscussies. n de korte geschiedenis van Bestuurder Bank is het al een zekere traditie geworden met de Hoofddirec tievoorzitter na afloop van de Algemene Vergadering door te praten over een aantal door hem behandelde thema's. Het is daarbij niet eenvoudig een selectie te maken. Wijffels heeft nu eenmaal de gewoonte niet alleen het bancaire landschap te verkennen, maar ook een aan tal maatschappelijke observaties in zijn toespraak te ver werken. Hij zou ook niet anders willen en vindt het absoluut noodzakelijk dat hij die maatschappelijke oriëntatie (sterk) betrekt bij zijn beoordeling van bancai re ontwikkelingen: 'Als ik me alleen bezig zou houden met - wat oneerbiedig gezegd - centen tellen bij de bank, zou ik mijn werk niet goed doen. En zeker niet bij de Rabobank, die in haar essentie meer een maatschappelijk instituut is dan een bedrijf. Als ik kijk naar de maatschappij, constateer ik dat we leven in een periode van discontinuïteit. Ontwikkelingen vinden niet langer plaats langs de lijnen der geleidelijk heid. We hebben te maken met abrupte omslagen. Kijk naar de landbouw. In slechts enkele jaren zien we de omslag van een bedrijfsvoering gericht op kwantiteit naar één die veel meer is gericht op kwaliteit. Er zijn in de maatschappij onderstromen ontstaan die in staat zijn ontwikkelingen abrupt te keren. Onderstromen die krachtiger zijn dan de gevestigde orde. Ik vind de affaire rond de Brent Spar daarvan een goed voorbeeld.' De Rabobank van en voor de leden Over dergelijke ontwikkelingen is Wijffels niet verbaasd. Hij constateert keer op keer dat de grote instituties er niet meer in slagen de mensen te overtuigen dat zij er voor hen zijn. Dat geldt voor politieke partijen, agra rische standsorganisaties en vakbonden. Maar ook een instituut als de Rabobank dreigt hiermee te worden geconfronteerd. Daarom ook hecht hij grote waarde aan de Coöperatiediscussies. 'Als we ons als bank ook coöpe ratief willen vernieuwen, dan moeten we de bank weer terugbrengen naar de mensen. En als we dat goed doen, kunnen we daarbij een echte voortrekkersrol vervullen. Die opdracht moet te vervullen zijn. We beschikken immers nog over een structuur die het ons mogelijk maakt dicht bij de mensen te staan. In de eerste fase van de Coöperatieconferenties hebben we sterk rationeel gedacht. We hebben ons daarbij wellicht nog onvoldoen de rekenschap gegeven van de essentie van onze bestaansgrond: de Rabobank moet een instituut zijn waarvan de leden weten en voelen dat het er voor hen is en dat zij het kunnen controleren. De essentie van de coöperatieve bank is in mijn ogen geen andere dan dat het een instituut is dat tegen redelijke voorwaarden dat gene levert waar onze leden behoefte aan hebben. De essentie bestaat dus niet louter in de sfeer van het mate- 'Brent Spar: een goed voorbeeld van de kracht van maatschappelijke onderstromen'.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 5