Negenenveertig
1concurrenten
3
Het zal je als bestuur of directie van een Rabobank
maar gebeuren dat je er achter komt dat er in je
werkgebied 49 Rabobanken actief zijn!
Dit onderwerp kwam ter sprake tijdens het Regiobezoek
van de Raad van Beheer aan Flevoland. Een in deze jong
ste provincie gevestigde bank spant zich tot het uiterste
in een rendabel bankbedrijf tot ontwikkeling te brengen,
maar stuit in haar werkgebied telkenmale op bedrijven
die al elders binnen de Rabobankorganisatie zijn gefinan
cierd. Soms door Rabobanken op grote afstand. In een
werkgebied waar de concurrentie met de gevestigde niet-
cooperatieve banken al moordend is, moet het een uiter
mate frustrerende ervaring zijn rekening te moeten hou
den met 49 concurrerende zusterbanken.
Onze organisatie van autonome banken vindt haar
kracht in de bewerking van het eigen werkgebied. We
hebben dat gedetailleerd in de statuten geregeld. Ook in
de Coöperatiediscussie komt de kracht van het eigen
werkgebied nadrukkelijk naar voren. De lokale bank
immers is bij uitstek op de hoogte van de plaatselijke
omstandigheden. Zij vormt een onderdeel van de aldaar
bestaande netwerken. Zij kent de plaatselijke regelgeving
en het gemeentelijk beleid. Zij heeft toegang tot de amb
telijke top en participeert in ondernemersverenigingen.
Dit alles is van groot belang voor het lokale bedrijfs
leven, dus ook voor ondernemingen die zich in het des
betreffende werkgebied vestigen.
Niet te ontkennen valt dat het bedrijfsleven steeds flexi
beler wordt en zeker minder plaatsgebonden is dan in het
verleden het geval was. Evenmin is te ontkennen dat de
toegenomen informatisering en technologisering commu
nicatie op afstand steeds eenvoudiger maakt, maar toch!
Solidariteit is binnen onze organisatie vaak een wat lastig
begrip, vooral als het op daden aankomt. Het zal niet
toevallig zijn dat juist circulaires in het kader van het
onderlinge dienstbetoon zo gedetailleerd zijn. Uit een
recente circulaire blijkt dat onze organisatie jaarlijks
3500 hypotheekklanten verliest, domweg omdat banken
niet de moeite nemen verhuizende klanten adequaat te
bedienen. Dit betekent wel dat we in guldens jaarlijks
zo'n twintig miljoen aan baten laten liggen en dat we bij
die klanten een behoorlijke imago-beschadiging oplopen.
Natuurlijk levert de begeleiding van een verhuizende
klant geen positief resultaat op voor de eigen exploitatie
rekening. Maar op organisatieniveau is dat wel het geval.
Ook los van verhuizende hypotheekklanten vormt de
verhuizersmarkt een bijna permanente bron van irritatie
en teleurstellingen. Rendabele klanten worden vaak vast
gehouden, maar dure betaalrekeningen worden over
gedragen. Ook daarvan werden tijdens het Regiobezoek
van de Raad van Beheer talloze voorbeelden gegeven. In
de sfeer van het onderling dienstbetoon is nu opnieuw
een aanzet gegeven om de begeleiding van de verhuizende
hypotheekklant - ook financieel - te versoepelen.
Maar voor de overdracht van verhuizende leden-onder
nemers slagen we er maar niet in goede afspraken met
elkaar te maken. Een dergelijke overdracht is dan ook
een uiterst complex geheel. De eigen bank heeft fors ge
ïnvesteerd in de acquisitie en het relatiebeheer en heeft
vaak een uitstekende, persoonlijke relatie met de des
betreffende ondernemer. De bank heeft de ondernemer in
goede en slechte tijden terzijde gestaan. Ook die onder
nemer zal vaak niet direct de neiging hebben een nieuwe
bankrelatie met een voor hem onbekende bank aan te
gaan. Wat vertrouwd kan blijven, zal hij immers vaak
willen behouden. Er kunnen zich ook bijzondere omstan
digheden voordoen, die aanleiding geven niet onmiddel
lijk tot relatieoverdracht te besluiten. Denk daarbij aan
situaties waarbij een ondernemer uit zijn bestaande huis
vesting in de dichtslibbende stad groeit en moet uitwijken
naar een in de nabijheid van die centrumgemeente gele
gen satellietstad met ruime mogelijkheden voor bedrijfs
huisvesting. Problemen met afstand en lokale bekendheid
spelen dan een veel minder zware rol. Of denk aan situ
aties waarbij een holding achterblijft, maar de werkmaat
schappij verhuist.
De oorspronkelijke bank zal ongetwijfeld in termen van
geld en tijd veel hebben geïnvesteerd in de ondernemer.
Zou het dan te rechtvaardigen zijn bij relatieoverdracht
te denken aan een door de ontvangende bank te betalen
provisie? Of zou dat achterwege kunnen blijven, ervan
uitgaande dat er per saldo sprake kan zijn van een zekere
organisatorische wederkerigheid. De mogelijkheid
bestaat immers dat een bank die een onder
neming overdraagt op enig
moment ook wel weer
door toedoen van een
collega-bank een verhui
zend bedrijf in de boeken zal
krijgen.
Wellicht geeft dit onder
werp u, lezer, aanleiding
om uw gedachten hier
over eens aan het papier
toe te vertrouwen.
Op aandacht kunt u
rekenen.
Roosen