Waar we uniek in zijn Column 4 Denken over de coöperatieve Rabo- bankorganisatie, haar structuur en werkwijze leidt tot de conclusie dat overleg een uiterst belangrijk en groot goed is binnen deze organisatie. Het samenspel van autonome lokale banken met hun landelijke coöperatie is niet alleen boeiend, maar ook uniek in de zakenwereld. Met de overlegstruc tuur die we hanteren tussen lokale bank, Kring, Centrale Kringvergadering en Rabo bank Nederland, hebben we ons ontwikkeld van een sterke, maar bescheiden agrarische kredietcoöperatie tot een breed georiënteer de sterke bank. De coöperatieconferenties geven aan dat we verder willen met coöperatieve autonome lokale banken, verenigd in een centrale co- operatie. Wanneer we pretenderen coöperatief te willen zijn, moeten we daar ook inhoud aan geven. Niet alleen in bestuurlijk overleg, maar we moeten bereid zijn daadwerkelijk met onze leden een dialoog aan te gaan. Bij de Rabobank Zuivelbank Alkmaar en Omstreken is hiertoe een eerste stap gezet. Die ervaring heeft geleerd dat bij leden uit de agrarische sector een coöperatief gevoel leeft. Bij leden en cliënten uit het midden- en kleinbedrijf en bij particulieren is dat coöperatieve gevoel nauwelijks aanwezig. Bij deze groepering wor den we afgerekend op prijs, goede dienstver lening en goed advies. Toch moet ook hier een vorm van overleg worden opgepakt om aan te geven wie we zijn en wat we voor hen en de maatschappelijke omgeving waarin we werken, willen betekenen. De organisatie heeft zich vanaf haar ontstaan schitterend aangepast aan de veranderde omstandigheden. De sociale, economische en technische ontwikkelingen lijken steeds snel ler te gaan. Overleg om ons te blijven aanpas sen aan deze veranderingen zal eerder toe- dan afnemen. Die veranderingen zijn van invloed op de verhouding tussen lokale ban ken en Rabobank Nederland. Op een aantal punten worden de banken afhankelijker van hun centrale organisatie. Voor het verkrijgen van middelen moet meer en meer een beroep worden gedaan op Rabobank Nederland. Eco nomische veranderingen en technische mogelijkheden brengen mee dat er landelijk een meer uniform beleid moet komen, bij voorbeeld op het gebied van het betalings verkeer. De autonomie van de banken heeft dus haar beperkingen. Maar het is wel dezelf de autonomie die altijd de kracht van de orga nisatie is geweest en dat ook zal blijven. Meer overleg is nodig om daaraan inhoud te geven. Regionale ontwikkelingen hebben hun invloed op de verhouding tussen de banken die hun werkgebied in zo'n regio hebben. Deze ontwikkelingen gaan over gemeente grenzen heen en daardoor ook vaak over de werkgebiedsgrenzen van banken. Om de Rabobank goed in zo'n regio te presenteren, kan een samenwerking worden opgezet. Fusie hoeft dit niet in te houden. Ook hier is overleg om tot zo'n samenwerking te komen van belang. Overleg tussen geledingen en de organisatie mag scherp zijn, maar het moet een open overleg blijven. Hiervan zijn veel goede voor beelden te vinden. Eén daarvan is de discussie rond het tot stand komen van artikel 53a van de statuten en de wijze waarop dit artikel kan worden gehanteerd. Deze discussie bracht de geledingen bij elkaar, en ondanks het feit dat ze werd gehouden binnen een grote diversi teit aan banken, werden de opmerkingen her kenbaar verwerkt. Het overleg over het parti culier betalingsverkeer verliep veel moeilijker. De verwoording ervan in het verslag van de Centrale Kring op 22 maart jl. was voor de betrokkenen niet herkenbaar. Dit brengt de partijen niet bij elkaar. In de CKV van 17 mei werd deze passage dan ook terecht aange past. Toch is herkenbaar en eenduidig beleid op dit terrein nodig, zeker omdat bij het brede publiek het imago van de Rabobank daalt. De plannen die zijn neergelegd in Visie '98, vragen inspanning en tijd. Overleg met mede- werk(st)ers is nodig, omdat alles ingrijpt in wat van hen wordt verwacht. De CAO die onlangs is afgesloten en naast verkorting van de arbeidstijd ook flexibeler werktijden inhoudt, vraagt om een zorgvuldige afstemming. Die afstemming binnen de bank en tussen banken onderling is nodig om tot een goede hante ring van deze CAO te komen. Bestuurders moeten zonder op de stoel van de directie te gaan zitten bij dit alles betrokken zijn. Zonder die betrokkenheid is het moeilijk om beleid te kunnen vaststellen. Alle overleg dat is gevoerd om te komen tot wat de Rabobank nu is, is uiterst boeiend geweest. Het overleg dat nodig is om de posi tie van de Rabobank in de toekomst te bepa len, is een uitdaging voor iedereen die erbij is betrokken. J. Lammerschaag Voorzitter Bestuur Rabobank Zuivelbank Alkmaar en Omstreken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 4