Een nieuwe CAO: op weg naar nieuwe arbeidsverhoudingen Column 4 AO-onderhandelingen tussen vakbon den en werkgevers gingen de afgelo pen jaren eigenlijk altijd over een pro centje meer of minder. Partijen praatten met elkaar over de arbeidsvoorwaarden en daar mee bedoelden ze toch vooral: onderhande len over materiële zaken. De CAO-onderhan- delingen van dit jaar waren anders. Voor het eerst ging het niet vooral over geld, maar ook over de inhoud van het werk, met een accent op 'hoe gaan werkgever en werknemer, of manager en medewerker met elkaar om'. Als ik over de inhoud van het werk praat, bedoel ik daar tevens mee dat ook de vak bonden hebben begrepen dat een snel veran derende maatschappij vraagt om een andere bank: een bank die reageert op wat de klanten willen. Uitsluitend zo'n bank kan op den duur overleven en dus ook blijven zorgen voor werkgelegenheid. Werkgevers en vakbonden begrepen samen dat bedrijfsbelangen en werknemersbelangen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. En aanvankelijk leek het er dan ook op dat er snel resultaat zou worden geboekt: een verruiming van de bedrijfstijden gekoppeld aan de 36-urige werkweek en de nullijn. Daarover waren we het eens. Niets leek een snel akkoord in de weg te staan. De invulling van die 36-urige werkweek bleek echter het grote struikelblok. De vakbonden vreesden dat managers die invulling min of meer eenzijdig zouden opleggen, waardoor het beoogde positieve effect op de werkgele genheid niet zou worden bereikt. En juist voor het behoud van de werkgelegenheid wilden de werknemers het nullijnoffer brengen. Preambule Ik denk dat het ter tafel brengen door de werkgevers van de zogenoemde preambule - als aanhef van de CAO - de doorbraak heeft ingezet. Wat is hier nu zo nieuw en anders aan? Ik beperk me hier tot de essentie. De pre ambule beschrijft als het ware een nieuwe manier waarop werkgever en werknemer met elkaar omgaan. De werkgever formuleert weliswaar de bedrijfsdoelstellingen, maar ook de werknemer heeft een eigen verantwoorde lijkheid, bijvoorbeeld voor de eigen loopbaan. Bovendien staat expliciet in de preambule, dat het overleg tussen werkgever en werknemer op een 'gelijkwaardige' manier plaatsvindt. Als je dit concreet vertaalt naar de invoering van de 36-urige werkweek, gekoppeld aan de ver ruiming van de bedrijfstijden, dan betekent dit, dat de werknemer een gelijkwaardige gesprekspartner is met wiens wensen terdege rekening wordt gehouden. De manager en medewerker zullen dus gesprekken voeren waarin 'samen' zowel de persoonlijke wensen als de bedrijfsbelangen worden gewogen. Dat het akkoord van 11 maart in de media werd gekarakteriseerd als historisch en als een belangrijke trend in de arbeidsverhoudingen met uitstraling naar andere sectoren, heeft alles te maken met deze preambule. De for mulering maakt duidelijk hoe werkgevers met hun medewerkers willen omgaan en dan gaat het niet alleen over de invoering van de 36-urige werkweek. Het gaat om veel meer. Medewerkers worden aangeduid als het belangrijkste kapitaal van een onderneming. Zij hebben het meest directe contact met onze klanten. Zij horen iedere dag wat de klanten van ons willen. Alles wat het manage ment van de bank, eenheden van Rabobank Nederland of de Hoofddirectie doen, is onder steunend. Alles is erop gericht om voorwaar den te scheppen waardoor onze medewerkers hun werk goed kunnen doen. In Visie '98 is dat een belangrijk uitgangspunt. Het is dan ook vanzelfsprekend dat juist hun inbreng en hun signalen zwaar wegen, dat zij dus ook gelijk waardige gesprekspartner zijn en niet alleen uitvoerders voor wat anderen voor hen heb ben bedacht. Hun 'volwassenheid' houdt natuurlijk veel meer in. Zij krijgen meer verantwoordelijk heid, maar zullen zelf ook verantwoordelijk heid moeten nemen. Door hun flexibiliteit kunnen ze actief inspelen op veranderingen. Wat ons voor de voeten kan lopen, is dat ook in onze organisatie hier en daar flexibiliteit nog wordt beleefd in passieve zin, als een soort blinde volgzaamheid. Misschien werkt dat in de ogen van sommigen nog steeds gemakkelijker en sneller. Maar die opvatting zou de onze niet moeten zijn. Die tijd ligt echt achter ons. Drs. P.M. Burghouts lid Hoofddirectie

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1995 | | pagina 4