lang laten liggen
I
Vitalisering van de ledenbetrok
kenheid kan absoluut niet buiten
een goede, consequente en
constante communicatie.
I /I I** J- pvallend is dat Swinkels, in het dagelijks leven
y/ y/ H f y J J fr Jf hoofd Bedrijven bij de Rabobank Wageningen-
De coöperatieconferenties zijn in volle gang. We her
overwegen en herijken waar nodig onze grondslagen.
De coöperatieve lijn doortrekken zonder de ledenbe
trokkenheid nieuw leven in te blazen, lijkt uitgesloten.
Al voordat er sprake was van de huidige grootscheepse
oefening, verdiepte drs. P.J.C.M. Swinkels, adjunct
directeur van een aangesloten bank, zich in de materie.
Hij studeerde het afgelopen najaar afin de
Bedrijfskunde met een scriptie die handelde over de
vitalisering van de ledenbetrokkenheid.
Rhenen, het onderwerp van de ledenbetrokken
heid heeft benaderd vanuit de directie. Hij verwijst wel
naar de verantwoordelijkheid die de beheerscolleges in
eerste instantie hebben als het gaat om ledenbetrokken
heid: 'Als van daaruit niet de juiste motivatie doordringt,
kun je van een directie moeilijk verwachten dat ze goed
bij de coöperatieve les blijft. Er zijn zoveel zaken in het
bancaire bedrijf die de aandacht vragen.' Maar de rol
van de directie naar de vereniging toe is er niet minder
wezenlijk om. Swinkels gaat uit van het onderscheid tus
sen bedrijf en vereniging, maar in zijn visie overziet de
directie als intermediair tussen de beheerscolleges en het
bankbedrijf het beste het hele veld van ledenengagement.
Vandaar ook dat hij gekozen heeft voor de invalshoek
van de directeur: 'De rol van het management als initia
tor voor participatie is duidelijk,' aldus Swinkels.
Er gaat wat mank
Over één nacht ijs is hij niet gegaan. Swinkels heeft voor
zijn scriptie alle directeuren van aangesloten banken met
een vragenlijst benaderd. Daarvan reageerden er 549. Zo
ontstond een nauwkeurig beeld van het denken van deze
toch zeer belangrijke functionarissen als het gaat om
leden betrokkenheid. 'Op dit essentiële punt gaat er in de
praktijk dikwijls al wat mank', constateert Swinkels in
zijn scriptie. De cijfers uit het onderzoek spreken wat dat
betreft voor zichzelf: bijna 75% van de directeuren beoor
deelt de ledenbetrokkenheid bij de eigen bank als matig
tot slecht, 56% ziet geen aanwijsbare voordelen voor het
lid ten opzichte van een niet-lid en bijna 50% vindt dat
een geringe betrokkenheid van de leden niet als negatief
moet worden gezien. Het zijn echter geen cijfers waarop
Swinkels verder de nadruk heeft gelegd: 'Veel belangrijker
vind ik bijvoorbeeld de score van de directeuren op de
vraag of een lid zich bij de coöperatie betrokken zou moe-
IO