voormalig algemeen directeur van de Rotterdamse con-
tainerterminal, de noodzaak voor railtransport met het
verre - tot de voormalige Oostbloklanden toe - achter
land onderstreepte. Een kritische opmerking plaatste
Peper bij de rol die Rabobanken in zijn gebied spelen bij
initiatieven van jonge ondernemers. In zijn ogen zou juist
de Rabobank door haar kleinschalige structuur, de bank
bij uitstek moeten zijn die, zoals hij het uitdrukte, 'aan de
voet van de samenleving opereert'. Deze rol vond hij
onvoldoende ingevuld.
Rabobank en startende ondernemers
Dit maakte nogal was los bij de aanwezigen. Juist in het
kader van de coöperatiediscussie zou volgens een aantal
banken een extra steun aan startende ondernemers zeer wel
op zijn plaats zijn. Gesuggereerd werd zelfs een deel van de
solvabiliteit van de organisatie aan leden-ondernemers
beschikbaar te stellen door het verschaffen van achterge
steld kapitaal. Dit zou de financierbaarheid van dergelijke
bedrijven vergemakkelijken. Wijffels wees op het bestaan
van het Stimuleringsfonds, dat juist voor dit doel een jaar
of tien geleden is opgericht. Verder wees hij erop dat het
hem niet verbaasde dat de Rabobank relatief weinig star
ters financiert. I let zwaartepunt van de starters ligt immers
in de grote steden en juist daar is de penetratiegraad van
Rabobanken betrekkelijk gering. Hoofddirectielid Van den
Goorbergh benadrukte dat veel starters niet zozeer behoef
te hebben aan financieringen, maar eerder aan goede bege
leiding en goede adviezen. En daarbij zou naar zijn mening
een taak voor de Rabobanken zijn weggelegd.
Spanningen tussen de banken
Het bankieren bleef in de middagsessie het centrale discus
siethema. Zoals dat ook bij de Schipholbanken sterk naar
voren kwam, speelt ook in het Rijnmondgebied de bedie
ning van de zogenoemde middenmarkt een grote rol. Met
name ging het daarbij om de taakverdeling tussen het Cen
trale Bankbedrijf van Rabobank Nederland en de lokale
banken. De omvang van de Rijnmondbanken varieert
sterk: van minder dan f 100 miljoen tot - de bank Rotter
dam - ruim boven de één miljard gulden. Van den Goor
bergh somde de mogelijkheden om het grotere bedrijfsle
ven adequaat te bewerken nog eens op: van zelf doen
eventueel door een verdere uitbouw van de eigen kwaliteit,
via samenwerkingsverbanden of fusies, tot het inschakelen
van Rabobank Nederland. Wijffels wees er hierbij nadruk
kelijk op, dat ervoor moet worden gewaakt de focus al te
zeer te richten op het grotere bedrijfsleven en daarbij het
midden- en kleinbedrijf te veronachtzamen: 'Juist het
MKB draagt immers in de huidige tijd bij tot innovatie en
groei in de werkgelegenheid en vormt van oudsher onze
primaire doelgroep', aldus Wijffels. Toch bleek uit de dis
cussies overduidelijk dat er regelmatig spanningen tussen
de Rijnmondbanken ontstaan bij hun commerciële activi
teiten. De bank Rotterdam stelt zich actief op in de net
werken en ontmoet daarbij ook ondernemers die buiten
Rotterdam opereren. Bediening van dergelijke onderne
mers stuit nogal eens op bezwaren van buurbanken. Voor
Meijer was dit aanleiding om een vervolg op deze gedach-
tenwisseling aan te kondigen. Hij nodigde de banken
nadrukkelijk uit zich hierop te prepareren en hun gedach
ten alvast bij Rabobank Nederland neer te leggen.
Spijkenisse is Stellendam niet
Het avondprogramma van het Regiobezoek werd inge
leid door een medewerker van de Rabobank Spijkenisse,
de heer M.J.C. Hekkema, hoofd Commerciële Zaken.
Hem was gevraagd zijn visie op de coöperatie te geven.
Hij was daar kort over: 'In Spijkenisse merk ik eigenlijk
niets van het coöperatieve karakter van de bank, of het
zou onze autonomie moeten zijn. De concurrentie is kei
hard in deze groeigemeente. In de tarieven kunnen we
niets bijzonders doen. We zijn eigenlijk een doodgewone
commerciële bank. Ik ben afkomstig van de Rabobank
Stellendam, een echte vissersbank. Vissers waren daar
onze primaire leden en zij waren ook goed vertegenwoor
digd in de beheerscolleges. Als bank voelden we ons echt
bij de vissers betrokken. Als het in die bedrijfstak slechter
ging, dan ondersteunden we onze leden. Die leden vorm
den ook ons klankbord. Ik had daar het gevoel bij een
echte coöperatieve bank te werken!' Door de interventie
van Hekkema kreeg de coöperatiediscussie tijdens dit
bezoek een extra impuls. Van veel kanten werden sugges
ties gedaan, die met name ingingen op het (materiële)
belang van het lidmaatschap. Ook werd gesuggereerd een
deel van de coöperatieve ruimte te reserveren om de
noodzakelijke personeelskrimp te kunnen versoepelen.
Dit was voor Wijffels mede aanleiding om nog eens die
per op dit probleem in te gaan: 'Volgens
inschatting van onze directeuren zal in de
komende twee a drie jaar een gemiddelde
bank die thans vijftig medewerkers telt
voor ongeveer tien medewerkers een
andere functie moeten vinden (met name
baliepersoneel en back-office medewer
kers). Tegelijkertijd zullen er drie hoger
opgeleide commerciële medewerkers moe
ten instromen. Om dit proces goed te
laten verlopen, zal de organisatie zich zeer
grote inspanningen moeten getroosten', aldus Wijffels.
Aan het eind van de dag kon discussieleider Ton Planken
een inventarisatie maken van een veelheid van onderwer
pen, waarover was gesproken. 'Het laatste woord', aldus
ten slotte Meijer, 'is nog niet gesproken. We gaan organi
satie-breed door met de coöperatiediscussie. Voor de
bewerking van het grotere bedrijfsleven in de Rijnmond
komen we nog een keer terug, nadat de banken de gele
genheid hebben gehad hierover in eigen kring nog eens
door te praten.'
Het eerste bezoek dat de Raad van Beheer in 1995 aflegt
zal op 10 maart zijn. Bezocht wordt dan (de stad) Gro
ningen en omgeving.
17