f450 miljoen. Achtkarspelen is tot stand gekomen als
gevolg van een fusie van een aantal kleinere Friese ban
ken. Kaldeway: 'lk ben begonnen bij de bank Buitenpost.
Als bestuur besteedden we toen vrij veel tijd aan financie-
ringsaanvragen. Ook toen al trachtten we overigens de
eigenlijke besluitvorming zoveel mogelijk aan onze direc
teur te mandateren. Na de fusie tot de bank Achtkarspe
len realiseerden we ons dat we de zaken anders moesten
aanpakken en zijn we verder af komen te staan van het
financieringsproces. We hebben onze directeur maximaal
gemandateerd en ik denk dat we nu in onze bestuursver
gaderingen, die om de drie weken plaatsvinden, hooguit
een half uur per vergadering aan financieringen besteden.
We krijgen overzichten van verstrekte financieringen, van
overstanden en van probleemfinancieringen. We houden
ons nu veel meer met de grote lijnen bezig en dat bevalt
uitstekend.' Eenzelfde beeld vertoont ook het besturen
van de Rabobank Hoogeveen. Mevrouw Bunskoek daar
over: 'Wij vergaderen iets frequenter, elke veertien dagen.
Naast de net genoemde overzichten krijgen wij ook
informatie over bedrijfsbeëindiging en over - wat ik zou
willen noemen - gevoelige financieringen. Daarbij kijken
we steeds of dergelijke financieringen in ons beleid pas
sen. We draaien overigens in die fase geen financieringen
terug, maar geven wel een duidelijk signaal af voor de
toekomst.'
Enquêteformulier
De deelnemers aan deze vervolgconferentie vullen vooraf
een enquêteformulier in, waardoor een beeld wordt
gekregen van de bestuurlijke opvattingen over het finan-
cieringsbedrijf. 'Ik vond dat een heel zinvolle exercitie,
waar ik echt de tijd voor heb genomen. Je zou dat eigen
lijk voor meer bestuurlijke terreinen moeten doen. Het
geeft je stof tot nadenken hoe zaken bestuurlijk zijn gere
geld', aldus Kaldeway. Ook mevrouw Bunskoek heeft
deze vragenlijst gewetensvol ingevuld en vooraf ingezon
den, maar vindt het jammer dat de vragenlijst tijdens de
conferentie verder nauwelijks een rol heeft gespeeld. 'Ik
denk dat het invullen van de vragenlijst meer diende om
de docenten te informeren, waardoor ze meer gericht hun
cursus konden inrichten. Zij wisten hierdoor wat voor
vlees ze in de kuip hadden.' Na afloop van de vervolg
conferentie wordt aan de deelnemers een syllabus uitge
reikt, waarin de behandelde stof nog eens uitgebreid aan
de orde wordt gesteld. Voor beide deelnemers aan het
gesprek vormt deze syllabus een prima naslagwerk.
Ook visie van accountantsdienst
De vervolgconferentie wordt gegeven door een lid van de
regiodirectie samen met een teamleider van de Accoun
tantsdienst. Deze combinatie werkte in de beleving van
de geïnterviewden goed. Kaldeway hierover: 'Ik vond
met name de inbreng van de vertegenwoordiger van de
Accountantsdienst een goede. Hij gaf een helder beeld
van de rol en de functie van die Dienst en was in de gele
genheid wat dieper in te gaan op de normen die de
accountants bij hun onderzoek hanteren. Ik ben vrijwel
steeds aanwezig bij de slotbesprekingen, maar daarin dis
cussieer je eigenlijk uitsluitend over de uitkomsten van
hun onderzoek en heb je geen gelegenheid dieper in te
gaan op hun insteek daarbij.'
De vervolgconferentie Financieringen schetst een metho
de waarbij het bestuur en de raad van toezicht van de
bank aan hun statutaire taken en verantwoordelijkheden
kunnen voldoen, terwijl ze toch het eigenlijke financieren
overlaten aan hun directeur. Om dit mogelijk te maken is
het overigens wel noodzakelijk dat de organisatie binnen
de bank aan een groot aantal voorwaarden voldoet.
Zowel mevrouw Bunskoek als de heer Kaldeway kunnen
zich in deze aanpak vinden. Toch hebben ze beiden ook
wat aarzeling om volmondig ja tegen de voorgestelde
methode te zeggen. Bunskoek: 'Ik vond toch dat de hoe
veelheid feitelijke informatie waarover je in de als ideaal
geschetste situatie kunt beschikken, te beperkt is. Wij
mandateren onze directeur maximaal, maar willen toch
graag weten welke ondernemingen door onze bank wor
den gefinancierd.' Kaldeway deelt haar mening volledig.
'Het is echt niet een kwestie van nieuwsgierigheid dat we
wat meer van de gefinancierde bedrijven willen weten.
Her is ook een kwestie van oprechte betrokkenheid hij
het wel en wee van het werkgebied. Wij kunnen toch de
betrokkenheid met onze leden nauwelijks inhoud geven
als we niet eens weten welke relatie we met hen hebben?
De wijze waarop we thans binnen onze bank met het
financieringsbeleid omgaan vind ik ideaal. Het globale
beeld dat wij hebben van de wijze waarop onze leden
met de bank zakendoen, geeft ons voldoende mogelijk
heden op een verantwoorde wijze een coöperatief bank
bedrijf uit te oefenen.'
15