Hunkeren
(De coöperatiediscussie houdt de gemoederen bezig. Ook onder onze
gepensioneerden zijn er die zich daarbij zeer betrokken voelen. Eén van
hen is mr. J.R. Haverkamp, tot zijn pensionering hoofdredacteur van het
maandblad 'Rabobank'. We ruimden graag een pagina voor hem in.)
Allereerst: helemaal akkoord dat onze coöperatieve
kant naar vorm en inhoud op de snijtafel wordt
gelegd om eens goed te worden bekeken. Het is
beslist nodig te bezien, hoe en of 'dat coöperatieve' nog
wel opgewassen is tegen de eisen van deze tijd. Lof voor
de heren Meijer en Wijffels die het initiatief tot de huidige
discussie hebben aangedurfd. Ik sta er positief tegenover,
al mogen mij enkele kritische opmerkingen ontsnappen,
waaraan ik trouwens een positief effect toedenk.
Want hoe benauwd wordt het mij als ik lees dat van onze
'nieuwe bank' al een 'bovenbouw' gereed is, maar het
'fundament' nog moet worden bedacht! Hoe benauwd
als mij voorgehouden wordt, dat ongeloofwaardigheid
het einde van onze eigen structuur en identiteit dreigt in
te luiden! Alsof het coöperatief bankieren van nu wezen
lijk anders zou dienen te zijn dan vroeger. Het gaat nu,
zo lees ik met instemming, om de 'behoeften van de
leden', collectief en individueel.
Maar mag ik hier even verwonderd over doen? Want ons
hele bankbedrijf is toch van ouds gericht geweest op de
behoeften van onze leden en cliënten? Dat was zijn ratio
entis, zijn bestaansreden. Al van de allereerste aanvang
af. Altijd al draaide het om die behoeften. We stelden er
zelfs een eer in die tijdig te signaleren.
Die coöperatief ingebakken houding, gespitst op de
behoeften, is mijns inziens precies geschikt voor de huidi
ge 'kopersmarkt', de zogenoemde 'volkomen markt'.
Daarmee kunnen we zo aan het werk en voor de dag
komen! Inderdaad in essentie het partneridee. Een idee
ook dat ontwerpers van een nieuwe huisstijl kon inspire
ren en dat duizenden in de Jaarbeurs- en andere hallen
voor zich wist te winnen. Die grondhouding is onze fun
damentele karaktertrek. Onze visie op de winst is er
inherent aan: winst als onmisbaar middel voor een solide
bankbedrijf. Daarmee zijn we groot geworden en daar
aan danken we onze goede naam!
Gegeven die fundamentele karaktertrek hoeven we m.i.
niet verder te zoeken naar de meerwaarde van de coöpe
ratie boven de naamloze vennootschap. Toch hebben we
ook vroeger al heel wat van die zoektochten gehouden.
Daarachter schuilt ongetwijfeld een heilzame coöperatie
ve onrust: wat kunnen we nog meer doen voor onze
leden? Coöpereren, samenwerken, is echt wat diepzinni
ge oosterburen een 'Dauer Reflexion' noemen. Elke gene
ratie moet er blijkbaar een of twee keer weer duchtig mee
aan de gang. Onze eigen bijna 100 jaar getuigt hoezeer
dat telkens tot nieuwe inspiratie en nieuwe initiatieven
heeft geleid.
Het is boeiend uit te kijken naar wat er deze keer zal uit
komen. Maar wie de meerwaarde wil zoeken in een gel
delijke uitkering aan de leden, is op de verkeerde coöpe
ratieve weg. Getuige de oude Raiffeisen zelf: 'De
verdeling van de winst heeft dus niet alleen geen waarde,
maar ze werkt juist nadelig.' Lees maar na in Die Dahr-
lehnkassen-Vereine, 8e druk 1956, pag. 93 en 94.
De zogenoemde ledenbetrokkenheid is altijd een zorgen
kindje geweest. We hebben daar m.i. inmiddels zelfs veel
te veel zorg aan besteed. Want, in alle nuchterheid, als
leden zich al 'betrokken' voelen, is dat voor alles omdat
we voor hen de goede bank zijn. Meer betrokkenheid
mogen we in den regel niet verwachten en die is ook niet
nodig. Meelevende leden moeten er natuurlijk zijn. Sti
muleer dat meeleven, maar raak niet te gauw in paniek,
als niet alle leden meelevende en ook niet wanneer maar
een klein deel meeleeft. Optimale meelevendheid is een
romantisch ideaal uit een coöperatief sprookje.
'Verenigingbetrokkenheid' in ruimere zin zal echter ook
in de huidige tijd nog verrassend bevorderd kunnen wor
den. Mits we daar inventief tegenaan gaan. Met name de
bank als lokale maatschappelijke organisatie biedt een
scala van prachtige mogelijkheden. Daarmee kan de bank
niet alleen haar leden, maar ook de hele plaatselijke
gemeenschap aanspreken. Een ledenraad is zeer het over
wegen waard. Vroeger is dat ook al gedaan, maar toen
werd zo'n raad iets te 'afstandelijk' bevonden. Een
bezwaar dat nu vermoedelijk minder zwaar zal wegen.
Na mijn citaat uit Raiffeisen over een eventuele winstde
ling merk ik nog even op dat er natuurlijk alle ruimte
moete blijven om, als de vermogenspositie het toelaat, een
apart 'potje' te vormen waarmee direct of indirect de
belangen van de groep van leden kunnen worden gediend.
Voor het overige ben ik van mening dat coöperatief ban
kieren in nuce betekent: goed bankieren, eerlijk,
betrouwbaar en eigentijds. En dat wil voor ons zeggen:
met volle aandacht voor de persoon en zijn behoeften.
Onze leden en klanten mogen daar staat op maken, zelfs
een australische grazier onder hen! Die homesteader uit
'down under' is hier eigenlijk buiten de orde. Hij ont
snapte me, omdat ons bankbedrijf zo wereldwijd is
geworden dat ik ook daarom te meer ga hunkeren naar
inzicht in het coöperatieve daarvan. Iets voor een studie
commissie op (wereld-)niveau?
JRH, december 1994
I I