cieel getinte heroriëntatie op de bancai re markt, een proces dat onder het mot to 'Visie '98' eveneens veel aandacht en energie van de banken vraagt. Hij ziet hierin een duidelijke samenhang: 'Beide processen sluiten naadloos op elkaar aan en kunnen elkaar alleen maar verster ken. In mijn ogen is de coöperatie de ul tieme vorm van klantgericht funetione ren. De opzet is immers dat je in de markt bent voor je leden om datgene te doen wat die leden verlangen. Tot voor kort hadden we te maken met een ver kopersmarkt: de leden en cliënten kon den die produkten afnemen die wij hen aanboden. De bank was dominant. De technologie dwong dit min of meer af. Nu hebben we met een kopersmarkt te maken: wij moeten en kunnen nu pro dukten beschikbaar stellen waar de markt om vraagt. Het lid en de klant staan centraal. De ambachtelijkheid in het bankieren komt terug. Ook daarom moeten we ons coöperatief fundament versterken. Er is immers een grote over eenkomst tussen een klantgerichte marktbenadering en de coöperatieve be drijfsvorm. Ik weet dat sommigen de coöperatieve bedrijfsvorm beschouwen als een soort marketinginstrument. Van uit een bepaalde commerciële instelling vind ik dat wel verklaarbaar. De coöpe ratie wordt daarbij beschouwd als een geschikt middel om bedrijfsdoelstellin gen te realiseren. Dit gedachtengoed vindt met name haar aanhangers onder de wat meer commercieel ingestelden onder ons. Ikzelf heb een wat meer prin cipiële, inhoudelijke definitie voor een coöperatie voor ogen. Ik beschouw haar als middel om doelstellingen voor de le den na te streven. Maar welke beschou wing je ook aanhangt, ik ben ervan over tuigd dat een succesvol opereren in Visie '98 slechts dan kan slagen als ons co- operatief fundament op orde is', aldus Wijffels. GEMEENSCHAPPELIJK VERTREKPUNT Meijer vervolgt: 'De discussie in de kringen was met name bedoeld om vast te stellen ol we binnen de organisatie eenzelfde vertrekpunt hebben en of de organisatie het belang van een coöpera- tiediscussie deelt. Ik heb een groot aan tal kringvergaderingen bijgewoond en heb dus uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat dit gemeenschappelijk vertrekpunt inderdaad aanwezig is. De analyses waarvan ik kennis nam, liepen Meijer: 'Het gemeenschappelijke vertrekpunt is aanwezig. voor een belangrijk deel parallel. Dit heeft mij het gevoel gegeven dat we op de goede weg zijn en dat de coöperatie conferenties vanuit een goede voedings bodem kunnen worden voorbereid. De ze ronde zou ik willen aanmerken als een eerste oriëntatie op het thema, een ter reinverkenning. Wat mij daarbij is opge vallen, is dat in deze ronde al veel is ge discussieerd over het belang dat een lid bij zijn coöperatie heeft of moet kunnen hebben. Ik ben nog niet toe aan een con crete invulling hiervan. Ik vind dit ook een lastig onderwerp. Lidmaatschap is een persoonlijke keuze. De inhoud ervan moet dus een zekere waarde hebben om die keuze te maken. De coöperatie kan in mijn ogen niet uitsluitend het resul taat zijn van de optelsom van een aantal bij elkaar opgetelde individuele belan gen. Er moet een gemeenschappelijke basis zijn. Vanuit het verleden had het lidmaatschap een meersporige invulling. Het individuele belang werd immers ge diend door samen bepaalde risico's te nemen. Daarnaast zat er ook een aspect in dat het individuele belang oversteeg. Dat had te maken met het belang van de lokale gemeenschap. Het lidmaatschap vertegenwoordigde dus een set van ma teriële en immateriële voordelen en dal doet het in mijn ogen nog steeds! Die voordelen moeten we beter over het voetlicht brengen. De materiële voor delen zie ik toch primair in de tarieven en voorwaarden van onze coöperatieve produkten. Maar bij een volkomen markt is het niet eenvoudig je in dit op zicht duidelijk te profileren. Je /uit dus ook op andere voordelen moeten kun nen wijzen. We zullen een zekere ver binding moeten leggen tussen de mate waarin het lid verkeer met zijn coöpera tie onderhoudt en de omvang van die voordelen. Immers, er bestaat geen vorm van vereniging waarbij rechten los staan van verplichtingen of inspanningen die het lidmaatschap met zich meebren gen.' DIFFERENTIATIE IN SOORTEN LEDEN? In de ogen van Meijer en Wijffels zal er organisatie-breed een duidelijk en uniform beeld moeten ontstaan over de vraag wie onze leden zijn en welke rech ten en plichten aan het lidmaatschap zijn verbonden. Wijffels: 'Op dit moment bepalen in feite onze statuten wie onze leden zijn. Ik vind dat een wat mechani Bank&Bestuurder Special Coöperatiediscussie 19L>4 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1994 | | pagina 5