Waarom juist nu
de coöperatiediscussie?
(2
AM jij e zijn in een tijdperk beland
waarin gevestigde instellingen
F ^Hï op hun waarde voor de toe
komst worden getoetst. Er wordt met
behoud van het waardevolle dat in vele
jaren is opgebouwd, gezocht naar een
nieuwe inhoud en invulling. Ontwikke
lingen in de sfeer van internationalise
ring, individualisering en duurzaamheid
zijn hierbij vaak de centrale thema's. De
land- en tuinbouw is een goed voor
beeld. Binnen deze sector vindt een
breed opgezette discussie plaats, bijna
een nationaal debat. Het doel van dit de
bat is deze bedrijfstak ook voor de vol
gende eeuw in duurzaamheid essentieel
te laten blijven voor de Nederlandse sa
menleving en economie. Kijk naar de
verzorgingsstaat die zijn grenzen heeft
bereikt en door een ongebreidelde groei
een bedreiging vormt voor het eigen
voortbestaan. De voormalige peetvaders
breken zich het hoofd over de vraag hoe
het waardevolle kan worden behouden.
Het zijn moeilijke en ingrijpende
discussies, die als gemeenschappelijk
kenmerk hebben dat er geen scherp
beeld bestaat van de uiteindelijk ge
wenste vormgeving en structuur. Onze
coöperatiediscussie vertoont hiermee
een opvallende overeenkomst. De co-
operatie als organisatievorm staat niet
ter discussie, maar de invulling ervan
wel. Dat geldt dan met
name
voor de lokale (krediet)coöperatie en
haar relatie met leden-ondernemers.
Het bestaan van de coöperatie wordt im
mers gelegitimeerd door het belang dat
onze leden hebben bij hun coöperatieve
bank. Maar waar blijkt dat uit? Kortom,
waarin uit zich onze opvatting dat we er
voor onze leden zijn? Houdt de traditio
nele beantwoording van deze vraag in
termen van tariefstelling, marktcorrec
tie en bestendigheid van de relatie, nog
wel stand in de huidige tijd?
Die legitimeringsvraag is lastig.
Haar te beantwoorden vergt inspanning
en tijd. Zo links en rechts wordt de vraag
gesteld of deze uitermate turbulente tijd
wel geëigend is om zich met dergelijke
problemen bezig te houden. De Rabo
bank staat naar buiten en naar binnen im
mers voor grote aanpassingen. Dat
vraagt een enorme inzet van iedereen.
De aanpassing gaat voor velen van ons
gepaard met andere wezensvragen, die
te maken hebben met onze eigen toe
komst. Vragen zoals 'wat is mijn plaats
in een veranderende Rabobank?' hebben
de hoogste prioriteit. Zijn wij in staat
onze organisatie, onze wijze van werken
en bankieren aan te passen aan een ver
anderde wereld, aan veranderende klan
tenbehoeften? Hoe ontwikkelt de werk
gelegenheid zich?
Is het wel reëel dan ook nog tijd te
vragen voor de invulling van de coöpera
tieve structuur? Vanuit de leden komen
toch geen signalen dat zij uit zijn op een
verheldering van hun positie? Meijer en
Wijffels waren daarover in de CKV van
september jongstleden duidelijk: ons hui
dige fundament, de coöperatieve struc
tuur, mag de aansluiting op een ver
nieuwde Rabobank niet missen. Als we
onszelf geen wezensvragen meer durven
te stellen, waarop baseren we die ver
nieuwde bank dan? Dreigt met andere
woorden - niet het gevaar dat we zodanig
gefixeerd raken op die 'nieuwe' Rabo
bank, dat we vergeten waar het eigen
lijk allemaal om is begonnen en dat er
dan heel veel wegen naar Rome leiden?
Juist voor onze bestuurders ligt hier
een uitdaging. Zij zijn bij uitstek de ver
tegenwoordigers van het ledenbelang.
ank^Be stuur der 3 e jaargang nummer 6 J
Maar ook van onze directeuren is veel te
verwachten. Zij geven immers leiding aan
het proces dat tot die vernieuwde Rabo
bank moet voeren. Het richtpunt daarbij
zal het ledenbelang moeten zijn en niets
anders. Eigenlijk zou de coöperatiedis
cussie gelijk op moeten gaan met de uit
werking van de nieuwe positionering.
Onze discussie zal niet veel anders
verlopen dan al die maatschappelijke dis
cussies die thans plaatsvinden: de uit
komst is onzeker. En Rabobank Neder
land heelt geen pasklare oplossingen,
kan hooguit een aantal randvoorwaarden
formuleren. De in de CKV en de krin
gen behandelde nota over dit onderwerp
geelt slechts enkele globale gedachten
aan. De deelnemers aan de discussie
worden daadwerkelijk op hun creativi
teit aangesproken. We zijn misschien te
veel gewend geraakt aan een situatie
waarbij Rabobank Nederland met de op
lossingen komt. Vaak worden deze, al
dan niet geamendeerd, door de lokale
banken overgenomen. Zo n procedure
werkt niet bij de huidige vraagstelling,
omdat die immers vanuit de basis moet
worden beantwoord. Het was daarom
ook niet onbegrijpelijk dat de CKV haar
voorkeur uitsprak de coöperatiediscus
sie niet primair op haar niveau, doch op
dat van de lokale banken, in de kringen,
te voeren.
Deze discussies hebben inmiddels
plaatsgevonden. Wellicht zijn er al denk
beelden ontstaan, bruikbaar voor de ver
volgdiscussie in het voorjaar van 199S.
Bestuurders en directeuren zullen dan
door de Raad van Beheer worden uitge
nodigd om gezamenlijk dit thema inten
sief verder te bespreken.
De redactie van Bank Bestuurder
is voornemens na afloop van de kring
vergaderingen een speciale uitgave van
uw blad aan dit onderwerp te wijden.
Wellicht kunt u er nog inspiratie uit put
ten voor uw eigen standpuntbepaling.
ROOSEtM