juiste onze organisatie vindt haar kracht in de lokale bestuurders. CAO-loze tijdperk moeten we deze zaken eens goed met elkaar doornemen. De marktontwikkelingen en de belangen van het bedrijf en de individuele mede werkers nopen ons hiertoe.' COÖPERATIEVE DISCUSSIE: GEEN LAAGJE VERNIS In deze sterk veranderde tijd past in de ogen van Wijffels ook een herbezin ning op onze coöperatieve uitgangspun ten. De discussie hierover, die door de voorzitter van de Raad van Beheer, W. Meijer, is aangekondigd, ziet hij met gro te belangstelling tegemoet: 'Ik denk dat we ook daar veel energie in moeten ste ken. Het wordt een vrij fundamentele discussie. We willen geen laagje vernis aanbrengen op iets dat wat flets lijkt te zijn geworden. Ook in deze discussie moeten we rekening houden met een veranderend tijdsbeeld, met kritischer leden die bewuste keuzen maken. De discussie is tot nu toe nog te vaak ge voerd vanuit de bank en te weinig van uit de leden. Het coöperatieve krediet wezen heeft zeker in het verleden een, zoals ik het wel noem, sterke aanwezig- heidsw aarde gehad. Het bestaan van coöperatieve banken had een dempende werking op de tarieven van de andere banken. Bij een toenemende concurren tie, waarbij de markt in wezen wordt be diend door drie grootbanken, is die wer king echter nauwelijks zichtbaar te maken. Ook de continuïteitszorg die wij voor onze leden hebben, komt in nor male tijden weinig geprofileerd uit de verf. We moeten ons dus bezinnen op een eigentijdse invulling, willen we al thans niet het gevaar lopen ons te gaan ontwikkelen in de richting van de ande re niet-coöperatieve banken, die beursgenoteerd zijn en gericht op winst maximalisatie. Ik denk echter dat we in staat zijn tot een eigentijdse invulling te komen. We kunnen daarbij te rade gaan bij de noden van deze tijd, zoals dat ruim honderd jaar geleden bij het ontstaan van de kredietcoöperatie ook het geval was. Die noden lagen toen op het vlak van de bereikbaarheid van betaalbare kredieten. Ze liggen nu op een ander vlak: op het vlak van de 'duurzame' samenleving bij voorbeeld. Ik denk dan aan zaken zoals werkgelegenheid, duurzaam produceren in het belang van een goed milieu. Ik denk ook aan ondersteuning bij interna tionalisering, het beschikbaar stellen van kennis. Werkgelegenheid bijvoorbeeld wordt niet langer gecreëerd door grote bedrijven die internationaal opereren. Dergelijke bedrijven worden mede door onze beloningsstandaard gedwongen de inzet van menselijk kapitaal juist terug te brengen. Werkgelegenheid wordt nu geschapen in kleine, vaak jonge onder nemingen. Zou het geen coöperatief handelen zijn als we juist voor die sector komen met nieuwe produkten, zodat we indirect een rol kunnen spelen bij het scheppen van nieuw werk? Zouden we ook geen produkten en diensten kunnen bedenken die ondernemers ondersteu nen bij hun voornemen meer duurzaam te produceren? Wellicht moeten we ook eens goed nadenken over de vraag wie nu echt onze leden zijn. Ik denk dat er voldoende stof is voor onze coöperatie discussie. We zullen een goed antwoord moeten vinden, als we althans in deze bedrijfsvorm ons eeuwfeest willen vie ren! Dat is dan ook de reden dat ik deze discussie van het allergrootste belang vind. Wij kunnen niet meer volstaan met standaard antwoorden. Daar geloven on ze leden niet meer in.' OOK DE BESTUURDERSFUNCTIE VERANDERT Aan het einde van het gesprek komt ook de positie van de bestuurder aan de orde. Ook deze wordt geconfronteerd met de ene verandering na de andere. Beleidsontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Het hele terrein w aar op de bank functioneert, lijkt in bewe ging. Beleidsvisies houden steeds korter stand. De maatschappij neemt vaak schoksgewijze afstand van collectieve systemen, die ontw ikkelingen mogelijk hebben gemaakt en beheerst. Instellin gen verliezen hun aanzien, verhoudingen veranderen. Voor sommigen is dit uiter mate bedreigend. Zij zouden het liefst vasthouden aan het vertrouwde. Ande ren zien juist nieuwe kansen die ze met beide handen willen aangrijpen. Met na me voor bestuurders onderstreept Wijf fels toch de noodzaak om in deze ver nieuwingen hun eigen rol te spelen: 'Slechts met vernieuwing wordt de con tinuïteit gediend. Veel bestuurders heb ben gebouwd aan en gefunctioneerd bin nen de structuren die nu één voor éen over boord worden gezet. En dat doet pijn. Je komt deze pijn op veel plaatsen tegen. Het valt vaak niet mee om dan toch de uitdaging op te pakken en de koers te verleggen. Toch zullen vaak juist de bestuurders vanuit hun maatschappe lijke oriëntering de bakens moeten en kunnen verzetten. Zij zullen volop in de ze processen moeten participeren en er mede leiding aan geven. Juist onze or ganisatie vindt haar kracht in de lokale bestuurders. Van hen mogen w e ver wachten dat ze oog hebben voor de uit dagingen waar we voor staan!' Bank&Bestuurder 3 e jaargang nummer S 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1994 | | pagina 7