niet de aandeelhouders. Voor wie doe je
het anders? Daarom zeg ik wel eens dat
coöperatief bankieren niet moeilijk is,
maar dat je het gewoon moet doen!' al
dus Van Campen.
GEEN VIERKANTE TAFEL
In de ogen van Van Campen is co-
operatiet bankieren primair een kwestie
van houding. Maar daarin dien je dan wel
consequent te zijn. 'Coöperatief bankie
ren is bankieren met een open oor, meer
dan met een open mond, bankieren met
ontvankelijkheid en niet als ontvanger.
Bankieren met plooibaarheid en niet als
opstrijker, betrouwbaarheid, zekerheid
biedend meer dan zekerheid opvragend.
Bij de nieuwbouw van onze bank heb ik
er - overigens tevergeefs voor gepleit
in de spreekkamers ronde tafels te plaat
sen en geen vierkante. Je zou namelijk
in mijn visie bij een coöperatie niet te
genover elkaar, maar naast elkaar moe
ten zitten. Misschien zijn dit geen harde
argumenten voor de coöperatie, maar ze
laten wel zien wat de essentie van co
öperatief bankieren is. Dat die houding
ons geen windeieren heeft gelegd, blijkt
toch wel heel duidelijk uit onze markt
aandelen. Een ondernemer kiest ons niet
omdat het woordje 'coöperatie' op on
ze voorgevel staat, maar omdat ons aan
bod beter is dan dat van de concurrent.
Op dat moment heeft de Rabobank haar
statutaire doelstelling ingevuld en waar
gemaakt.
Bij een niet-coöperatieve bank gaat
het voordeel naar de aandeelhouders, bij
ons komt het ten goede aan de leden. Er
is daarbij sprake van een win-win-situ-
atie. Daarom vind ik ook dat de Rabo
bank er niet is om de directeur aan een
goed pensioen te helpen of een bestuur
der aan een zilveren speld, maar de co-
operatie is er om in de behoeften van on
dernemers te voorzien. Daaruit dient
een bestuurder, maar eigenlijk iedereen
die bij een Rabobank werkt, de motiva
tie te halen om terughoudend met kos
ten om te gaan, om rationeel en niet
emotioneel naar vraagstukken zoals de
schaalgrootte van de bank te kijken, om
een goed personeelsontwikkelingsbeleid
te voeren, enzovoorts.'
MATERIEEL LEDEN VOORDEEL?
Van Campen: 'Ik vind het niet on
begrijpelijk dat veel bestuurders van
Rabobanken moeite hebben met de co
operatie, zeker als zij geen agrarische
achtergrond hebben. In de agrarische
sleer kom je nauwelijks discussies tegen
over de identiteit van de coöperatie, wel
over de rol van de coöperatie in de
marktordening. Daar telt immers het re
sultaat: zolang de coöperatie een betere
opbrengst biedt dan de concurrent en de
leden beter af zijn dan de niet-leden,
blijft men met haar zaken doen. Wat kan
de kredietcoöperatie daar in materiële
zin tegenover stellen? In theorie niets!
We kennen immers alleen maar leden.
Iedere ondernemer, die bij ons bankiert,
is lid. Daarom moeten we onze presta
tie vergelijken met die van de concur
rentie. Dat vind ik een beter uitgangs
punt dan het maken van een vergelijking
tussen onze tarieven met die op de ka
pitaalmarkt. Als we het onze concur
rentie niet moeilijk maken, zijn we ver
keerd bezig en loochenen we onze
grondslag!
Ons coöperatief voordeel zouden
we ook moeten zien te vinden in ons
produktenaanbod. Vroeger was dat mis
schien duidelijker. We kennen van ouds
her specifieke produktvormen, geënt op
de behoeften van onze leden en rekening
houdend met hun bedrijfsvorm. Denk
daarbij aan oogstkredieten of andere vor
men van kredietverlening, aangepast aan
de bedrijfsvoering van onze leden. Daar
mee onderscheidden we ons ook van de
concurrenten. Het lijkt me een goede
zaak als we eens met een groep onder
nemers om de tafel zouden gaan zitten
om te bekijken of we hen niet kunnen
bedienen met produkten en diensten die
op hun behoeften zijn toegesneden, dus
geredeneerd vanuit hun belang. Laat die
ondernemers een rol spelen bij de beïn
vloeding van ons beleid!'
EENMAAL PER JAAR LID?
Van Campen vindt het merkwaardig
dat onze leden in het algemeen maar één
keer per jaar ervaren dat ze lid van hun
kredietcoöperatie zijn. Dat is bij de al
gemene vergadering. 'Dan krijgen ze in
eens een uitnodiging in hun hoedanig
heid als lid van hun coöperatie. Sommige
banken beperken zich zelfs tot een ad
vertentie in een streekblaadje! Dat kan
toch niet? Op die manier hoeft het ook
geen verwondering te wekken dat onze
leden het coöperatieve aspect van hun
bank links laten liggen. En als je ziet hoe
een algemene vergadering vaak wordt
ingericht. Ik vind dat het bestuur daar
bij ook een actieve rol dient te hebben.
Het bestuur dient met de leden te dis
cussiëren over het beleid. Dat moet niet
Coöperatief voordeel ook in produktenaanbod.
aan de directeur worden overlaten. I Jan
is immers het gevaar levensgroot aan
wezig is dat de leden niet begrijpen wat
de rol van het bestuur is. Willen we het
lidmaatschap meer inhoud geven, dan
zullen we naar veel meer momenten
moeten zoeken om onze leden te ont
moeten. Je kunt bijvoorbeeld seminars
net zo goed voor je leden organiseren als
voor je klanten en hen dan ook in die
hoedanigheid uitnodigen. Dat is overi
gens een zaak die bestuurders niet alleen
aankunnen. Ook de directie en de rela
tiebeheerders zullen hiermee moeten
kunnen omgaan. Maar hoeveel bestuur
ders hebben enig idee van de wijze waar
op relatiebeheerders dat onderscheid
hanteren?
Wat mij vaak frappeert, is dat be
stuurders van onze banken zo weinig
zelfbewust met het begrip coöperatie
omgaan en betrekkelijk weinig moeite
doen om de leden bij de coöperatie te
betrekken. Ik persoonlijk vind het de
moeite waard daar energie in te steken.
Het maakt de bestuursfunctie boeiender
en de betrokkenheid bij de bank alleen
maar groter.'
Bank&Bestuurder 3e jaargang nummer 7