BEPERKTE ZITTINGSDUUR
BESTUURDERS?
Na de middagpauze werden de aan
wezigen uitgenodigd om zich in negen
discussiegroepjes te buigen over vier
stellingen. Deze stellingen lagen in het
verlengde van de inleidingen van die dag
en hadden te maken met de verande
rende verhoudingen tussen de lokale
banken en Rabobank Nederland, de rol
van de bestuurscolleges en de daaraan te
stellen eisen. Ook werd gediscussieerd
over de taken van de regiodirectie bij een
toenemende professionaliteit van de lo
kale banken. Deze veelheid van onder-
Om de inhoud van de onderlinge
discussies recht te doen, ontvingen de
deelnemers enkele weken na hun stu
diedag een samenvatting van de inlei
dingen, de groepsdiscussies en de fo
rumdiscussie.
COÖPERATIE ALS
CORRECTIEFACTOR
Het programma in Soest had als on
derwerp de coöperatie. Dit onderwerp
was door het kringbestuur Midden-
Nederland-Noord aan de orde gesteld,
mede naar aanleiding van een reeks arti
kelen in Het Financieele Dagblad van de
O
werpen bleek nauwelijks te passen in de
twee uren die hiervoor waren uitge
trokken. Uiteindelijk resulteerde de on
derlinge gedachtenwisseling in uitspra
ken waarvan een deel werd voorgelegd
aan een forum, bestaande uit de twee in
leiders en de heren Oudesluijs (directeur
van de bank Epe-Vaassen en lid van het
kringbestuur) en adjunct-regiodirecteur
Stienstra. Opvallend in de discussie wa
ren de uiteenlopende meningen over de
zittingsduur van bestuurders. Aan de ene
kant werd gepleit voor een beperkte zit
tingsduur, aan de andere kant werd op
de risico's van een beperking gewezen,
zeker in een tijd dat ook het manage
ment van banken sneller van functie ver
andert. Een ander onderwerp van dis
cussie was de eigen beleidsruimte die
banken ook bij toenemende concurren
tie dienen te behouden en die onder
meer tot uiting komt in tariefdifferen
tiatie. Ten slotte werd ook nog ingegaan
op de veranderende rol van de be
stuurscolleges en met name die van de
raad van toezicht.
Kringvoorzitter Ypma kon aan het
einde van de middag terugkijken op een
produktieve dag, die ook door de deel
nemers als uitermate zinvol en inspire
rend werd aangemerkt.
journalistieke hand van de heer Haenen.
Ook hier trad prof.dr. Douben, lid van
de Raad van Beheer, als eerste spreker
op. Vanuit zijn langjarige ervaring als be
stuurder concludeerde hij dat het zeker
niet zinvol is de discussie over onze co-
operatieve structuur te voeren vanuit de
beelden van het verleden. Hij pleitte er
voor de invulling van de coöperatie langs
uiterst pragmatische weg te laten verlo
pen, waarbij de kredietcoöperatie in zijn
ogen een rol heeft als correctiefactor in
een niet perfect functionerende finan
ciële wereld. De coöperatie kan een
machtsfactor van belang zijn die dient te
worden ingezet voor de leden. Bestuur
ders zullen daarbij niet moeten schro
men ook ongebruikelijke wegen af te
leggen en bereid moeten zijn te experi
menteren om het maximale uit de co-
operatieve bedrijfsvorm te halen.
'op m'im ziel getrapt'
De twee journalisten van Het Fi
nancieele Dagblad hadden de taken ver
deeld. Drs. M. Abrahamse gaf zijn visie
op de positie van de landbouwcoöpera
ties, terwijl mr. H. Haenen inging op de
Rabobank. Vooral de eerste spreker
zorgde voor een felle discussie door een
uiterst somber beeld te schetsen van de
toekomst van de landbouwcoöperaties
en haar leden. Veel bestuurders voelden
zich bijna persoonlijk aangesproken door
zijn kritische opmerkingen, hetgeen een
bestuurder de uitspraak ontlokte dat hij
door de inleiding van Abrahamse op zijn
ziel was getrapt. Abrahamse had in niet
mis te verstane bewoordingen aangege
ven dat de landbouwcoöperaties in de af
gelopen honderd jaar de land- en tuin
bouw tot grote bloei hadden gebracht,
doch dat zij thans niet in staat bleken de
nieuwe uitdagingen op de markt aan te
kunnen. Hij voorspelde met name voor
de melkveehouders zwaar weer.
Haenen gaf er tijdens zijn inleiding
opnieuw blijk van over een uitstekende
kennis van de Rabobank te beschikken.
Hij vatte zijn artikelenreeks nog eens sa
men en wees met name op de uitdagin
gen die de huidige tijd stelt aan het func
tioneren van de kredietcoöperatie. In
zijn ogen was het onvermijdelijk dat de
lokale banken een stuk autonomie zou
den moeten afstaan om in de huidige tur
bulentie hun vooraanstaande plaats te
kunnen handhaven.
AUTONOMIE, TENZIJ...
Kringvoorzitter Smink spande zich
in de slotdiscussie tot het uiterste in om
de gedachtenwisseling geconcentreerd
te houden op de kredietcoöperatie en op
de discussievragen die het kringbestuur
over dat onderwerp voor deze avond had
samengesteld. Veel sprekers bleken ech
ter meer behoefte te hebben aan een dis
cussie met Abrahamse, waaruit toch te
concluderen viel dat een landbouwco
öperatie nauw aansluit aan de belevings
wereld van het (bestuurs)lid van de kre
dietcoöperatie. Daarnaast waren er ook
interessante opmerkingen over het func
tioneren van de Rabobank te noteren.
Hierbij speelde de lokale autonomie en
de rol van de bestuurders daarbinnen
een belangrijke rol. Duidelijk werd dat
de bestuurders bereid zijn een deel van
de traditionele autonomie in te leveren
als dit op organisatieniveau voordelen
oplevert. Autonomie dient echter ge
koesterd te blijven in de directe relatie
met de leden en met name in de kre
dietverlening. Daar levert autonomie,
naar de zienswijze van een aantal aan
wezigen, duidelijke voordelen op.
Bank&Be s t u u r<1 e r 3e jaargang nummer 3 9