e helft van onze Rabobankbe stuurders en 40% van onze me dewerkers vindt dat de coöpera tieve gedachte niet meer centraal staat. l)e v raag dringt zich op 'wat is dan die coöperatieve gedachte?' Wordt het den ken hierover toch niet teveel gevoed door het verleden? In een inleiding tijdens de algemene vergadering van het Instituut voor Land bouwcoöperaties Gelderland, Overijs sel en Flevoland zei de voorzitter van de Raad van Beheer, de heer Meijer, daar over: 'Het heeft geen zin om de coöpe ratie nieuwe vitaliteit te geven op basis van het weer in herinnering roepen van de historische betekenis van de coöpe ratie. Oude sentimenten proberen te la ten herleven is niet vruchtbaar. Maar we kunnen wel terug naar de kern: Waar om zijn we ooit met een coöperatie be gonnen? Wiens belang hadden we ook weer op het oog? Die door Meijer genoemde kern moet naar mijn mening worden gezocht in het effect van samenwerking. De co operatieve vorm is gekozen in een tijd dat kleine boeren en middenstanders veelal in de klem zaten bij lieden die aan alle zakelijke touwtjes trokken. Zij linan cierden en kochten de oogst en als liet fout liep, waren ze ook 'de koper' van het onderpand. Als een soort luis in die pels is toen de coöperatie begonnen: dingen die je alleen niet kunt, lukken samen wel. Honderd jaar later kan onmogelijk wor den volgehouden dat de coöperatie geen succes is geworden. Marktaande len van 50% en vaak ver daarboven ge ven dat duidelijk weer. Dit houdt tevens in dat die luis zijn uitwerking niet heeft gemist. Sterker nog, iedere partij die in dezelfde markt opereert, dient met zijn prijsstelling en voorwaarden terdege rekening te houden met de coöperatie. De kern, het effect van de samenwer king, is dus overeind gebleven. Het lid in 1894 had maar een keus om te overleven: de coöperatie. In 1994 kan het lid vrijelijk zijn keuze maken. Kreeg de coöperatie in 1 894 zijn leden mede door emotionele overwegingen, honderd jaar later wordt de coöperatie beoordeeld op prijs, kwaliteit en pro fessionaliteit. Het lid heeft nu de luxe om te vergelijken, te wikken en te we gen en een keus te maken. We doen daar weieens wat bezorgd over, maar strikt genomen weerspiegelt dit het succes van de coöperatie, ook al klinkt dat wat opschepperig. Hiermee is tevens de verhouding tussen lid en Coöperatie sterk veranderd. Als leden van hun coöperatie een excel lent produkt tegen de scherpste prijs en de beste voorwaarden vragen, is dat niet onredelijk. Maar als daarbij ook nog wordt e erwacht dat de coöperatie linan c iele branden blust of bij economische tegenwind een scherm optrekt, dan denk ik dat het goed is onze leden erop te wijzen dat dit enigszins overvraagd is. Een zakelijke opstelling tegenover de coöperatie veronderstelt ook een zake lijke opstelling van die coöperatie. An ders gaat het niet. En we kunnen daar best bij zeggen dat keuzevrijheid tevens verantwoorde lijkheid inhoudt. De coöperatie draagt grote verantwoordelijkheid naar haar le den, ook in 1994. Daarbij dienen leden te beseffen dat je de coöperatie niet als paraplu kunt gebruiken die je bij zonni ge omstandigheden achteloos aan de kant laat staan. Het is aan ons die bood schap helder bij onze leden neer te leg gen. Met het groter worden van de ban ken en daarmee van hun werkgebieden, wordt een steeds zwaarder beroep ge daan op de vindingrijkheid van de be sturen om met onze leden in contact te blijven. Tevens zal steeds meer tijd moe ten worden geïnvesteerd in beleidsvoor bereiding. Bestuurders zullen al discus sierend stenen moeten aangedragen voor het bouwen van 'beleidsbruggen' naar de toekomst. Meestal zullen zij dit doen in teamverband met hun directie. In dat licht is het goed dat de lokale banken blij ven beschikken over een Raad van Toe zicht die dit beleid op afstand, onafhan kelijk en zelfstandig, met kennis van zaken toetst aan de uitgangspunten. Worden met het voorgestelde beleid de doelen en dus het ledenbelang gediend? Juist de Raad van Toezicht zou toch hij uitstek het orgaan dienen te zijn dat het ledenbelang centraal stelt. Dat kan in de huidige tijd waarin sprake is van schaal vergrotingdoor fusies, ze 11s een primai re opdracht zijn. Kunnen de leden zich in het nieuwe, grotere, werkgebied vol doende herkennen? Wordt de alstand niet te groot? Als vertegenwoordiging bij uitstek van het ledenbelang zal een Raad van Toezicht ook een centrale rol kunnen spelen bij de discussies over de Signatuur van de organisatie. En naast de overige in de statuten genoemde taken is de Raad de laatste beroepsinstantie voor de leden van de bank. Bij de bemensing van de Raad van Toezicht moet allereerst natuurlijk de kwaliteit de doorslag geven. Direct daar op volgend moet erop worden gelet dat dit college een brede vertegenwoordi ging vormt van de leden in het werkge bied. Met minder kan dit, na de algeme ne ledenvergadering hoogste orgaan van onze coöperatie, niet toe. P.W. BROUWER Voorzitter Rabobank Noordoostpolder en lid van de Raad van Toezicht van Rabobank Nederland Bank£_Bestuurder 5e jaargang nummer 5 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1994 | | pagina 4