deelte van Limburg, tussen de LLTB en de Rabobanken als gevolg van het initia- tiel van de LI TB om /elf activiteiten te ontwikkelen op het terrein van de fi nanciële dienstverlening. RAAD VAN TOEZICHT OPHEFFEN? Voor het avondgedeelte van de bij eenkomst waren drie aanwezigen, een bestuurder, een directeur en een perso neelslid gevraagd hun visie te geven op thema's, die verbonden zijn met het co- operatieve karakter van de organisatie. 1 len was gevraagd daarbij een scherpe stellingname niet uit de weg te gaan om te komen tot een stevige onderlinge dis cussie. Dat zij hierin zijn geslaagd, mag ook blijken uit het feit dat de avond niet om negen uur, maar pas tegen tienen kon worden afgesloten. Ing. W.F.M. Pijnen burg, bestuursvoorzitter van de Rabo bank America-Hegelsom-Meterik, con centreerde zich in zijn bijdrage op twee zaken: de sterk afnemende rol van een raad van toezicht hij een lokale hank en het probleem een daadwerkelijke invul ling aan het lidmaatschap te geven. De rol van de raad van toezicht zag hij steeds verder verdwijnen omdat de directeur v an de bank een steeds groter mandaat krijgt én omdat het bestuur steeds ver der wordt teruggedrongen in de positie van een toezichthoudend college. Voor de toekomst twijfelde hij aan het be staansrecht van de raad van toezicht. Daarnaast stelde hij vast dat de organi satie er in zijn ogen nog steeds niet in is geslaagd de positie van de leden te ho noreren. Ook was hij van mening dat le den in de algemene vergadering nauwe lijks reële invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de bank. I )eze prikkelende opmerkingen lie ten de aanwezigen niet over hun kant gaan. Voor een deel waren ze het eens met zijn stellingen. Anderen zagen wel degelijk voordelen voor het lid, maar re aliseerden zich daarbij dat voordelen in materiële zin pas kunnen worden ver wacht als de organisatie erin is geslaagd haar kosten aanzienlijk terug te brengen. Van veel kanten kwam de opmerking dat het ledenvoordeel toch met name zal moeten worden gevonden in de begelei ding van het lid, de kwaliteit van de dienstverlening en de betrokkenheid van de bank die mogelijk wordt gemaakt door de kennis van de plaatselijke situ atie De raad van toezicht zou volgens velen vooral een spreekbuis voor het Ie denbelang moeten zijn. 1 )e discussies ga ven directeur Van de Kerk aanleiding om 'met opgestroopte mouwen' zijn geloof in de coöperatie uit te dragen en de aan wezigen op te roepen zijn voorbeeld te volgen bij ledenvergaderingen en bij an dere gelegenheden die zich daarvoor le nen TOENEMENDE INVLOED RABOBANK NEDERLAND Directeur 11Opsteegh van de Rabo bank Helden-Panningen citeerde in zijn bijdrage uit de artikelen van H. Haenen uit Het Fiancieele Dagblad over de Rabobank. Met Haenen was hij van oor deel dat de verhoudingen binnen de or ganisatie tenderen naar een zekere cen tralisatie, een toenemende en in zijn ogen niet altijd wenselijke invloed van Rabobank Nederland. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen miste hij bij functionarissen van Rabobank Neder land vaak het gevoel v an wederzijdse af hankelijkheid. Ook deze observaties werden ge volgd door een stevige discussie. Met na me het lid van de Hoofddirectie W. van den Goorbergh voelde zich hiertoe uit gedaagd. 1 lij vond juist dat er sprake was van een meer evenwichtige beweging, waarbij Rabobank Nederland steeds meer leerde aan te sluiten aan de erva ringen en de belevingswereld van de banken. Hij noemde daarbij het nieuwe stelsel van financiële verhoudingen en projecten zoals EDAB, Delta en het be leid voor de Particulierenmarkt. COÖPERATIE BIJ PERSONEEL NAUWELIJKS BEKEND J. Naus, hoofd commerciële zaken van de Rabobank Broekhuizen-Vorst Lottum, vatte in zes stellingen een aan tal observaties samen over de Rabo bank. Hij had daarvoor een kleine enquête gehouden onder collega's en andere medewerkers van de aanwezige banken. Zijn kritische stellingen had den betrekking op de niet altijd posi tieve gevolgen van fusies, het vaak tekortschietende personeelsontwikke lingsbeleid en het feit dat de coöpera tieve structuur het doorsnee-perso neelslid weinig zegt. Elke stelling liet hij echter ook vergezeld gaan van een aantal oplossingsrichtingen, waarmee hij de aanwezigen gelijk wat huiswerk meegaf. In zijn ogen was het zeker in de huidige tijd van het grootste belang dat de interne communicatie meer aan dacht krijgt. Dit standpunt werd door de aanwezigen gedeeld. SLOTWOORD MEIJER De Raad van Beheer bleek bij mon de van zijn voorzitter, W. Meijer, zeer ingenomen met de discussies. Meijer verheelde daarbij overigens niet dat de gedachtenwisseling een kritische grond toon had en dat de coöperatieve struc tuur op alle niveaus bij bestuurders, Een dialoog kan ook relativerend zijn. directeuren en medewerkers kennelijk in de vuurlinie ligt. En dit ondanks het feit dat niemand het voortbestaan van de coöperatie zelf ter discussie stelt. Dit was voor hem het overduidelijke bewijs dat deze dialoog moet worden voortge zet. 'Met name de coöperatieve discus sie zal tot duidelijkheid over onze eigen legitimering moeten leiden. We zullen voor onze coöperatie een eigentijdse en wellicht nieuwe vorm moeten vinden die bovendien een concurrentievoordeel op de markt oplevert'aldus Meijer. 1 lij sloot niet uit dat meer duidelijkheid over onze ondernemingsvorm van invloed zal zijn op de taakinhoud van alle geledin gen binnen de Rabobank. Dit zou overi gens niet gepaard behoeven te gaan met fundamentele verschuivingen. Meijer: 'Slagen we er niet in tot bevredigende antwoorden te komen, dan lijkt het mij niet te vermijden dat we binnen de Rabobankorganisatie geleidelijk toe groeien naar onderlinge verhoudingen die ik niet wenselijk vind. Met deze uitspraak kw am een einde aan het tweede Regiobezoek van de Raad van Beheer. Op 20 mei zal het Schiphol gebied worden bezocht. Bank ^Bestuurder 5 e jaargang nummer 5 /9

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1994 | | pagina 19