lingen', zeker als deze zomer het thans langstzittende bestuurslid na hijna 30 jaar zal aftreden. 'We hebben dan een jong team met in totaal zeven jaar be stuurlijke ervaring: een ondernemer in de tuinbouw, ét n in de informatisering, een advocaat en ikzelt. Er zijn dus wei nig bestuurlijke tradities. We moeten zelf, samen met onze directeur, onze weg vinden en dat doen we met enthou siasme. De basisconferentie heb ik niet gevolgd, wel drie vervolgconferenties, waarvan ik de conferentie over het be oordelen van de directeur de meest aan- prckende vond. Vanuit mijn bedrijfs economische achtergrond had de ook door mij gevolgde vervolgconferentie over de financiële besturing voor mij niet zoveel toegevoegde waarde. We verga deren eenmaal in de vier weken. Tus sentijds hebben we korte bijeenkom sten, w aarin ik als voorzitter samen met een wisselend lid van het bestuur in dien nodig besluiten neem, die later door het hele college worden bekrach tigd. In die tussentijd zien ze me niet op de bank. Wij willen op atstand besturen en daarin past naar mijn mening geen ho gere vergaderfrequentie', aldus Blom. Het bestuur van zijn bank wil na drukkelijk een klankbordfunctie voor de directeur vervullen. Blom: 'Wij be schikken binnen ons bestuur over enke le disciplines die de directeur als onder nemer en manager steun kunnen geven hij zijn werkzaamheden. Wij bemoeien ons niet met de operationele gang van zaken binnen de bank, maar we willen wel binnen de bank en in de kring Lei den meedenken over de toekomstige structuur van onze bank en haar omge ving. Dezer dagen vindt in onze kring een discussie plaats over de toekomst van de banken. Een eerste aanzet voor deze discussie is uitgewerkt door een com missie onder leiding van Joris Schouten, voorzitter van de Rabobank Voorhout. Ik wil ervoor pleiten dat de kring het ini tiatief neemt voor een blauwdruk over de toekomstige structuur. Daarin zou naar mijn mening ook concreet moeten worden aangegeven welke banken in de komende jaren tot fusie zouden moeten overgaan. Een te kleine bank in onze kring hebben we als ondergrens een bank met een bezetting van 40 mensja ren genoemd heeft in mijn ogen op de langere termijn geen perspectief, hoe goed die bank qua solvabiliteit en renta biliteit op dit moment ook functioneert. De regiodirectie is in die discussie nog al terughoudend, maar als Wijffels in de Algemene Vergadering van 1993 stelt dat het aantal banken zal moeten terug gaan naar 500, dan vind ik dat het re giokantoor best nadrukkelijk mag aan geven welke consequenties dat heeft voor de banken in onze kring.' STUURGROOTHEDEN Ook Brooijmans heeft zijn gedach ten over de rolverdeling tussen de be stuurder en de directeur. 'Ik vind een optimale communicatie tussen bestuur en directeur van 'levensbelang' voor een bank. Een bestuurder wordt geacht op een dusdanig niveau te functioneren dat hij een tot een goed, maar kritisch, sa menspel met de professionele directeur in staat is. Daarom moet de bestuurder alert zijn op allerlei ontwikkelingen bin nen de bank en het werkgebied. Hij moet in staat zijn de directeur gerichte en indien nodig - ook kritische vragen te stellen. De verhoudingen moeten col legiaal zijn, maar zeker niet gezapig. En je moet oppassen dat die sfeer van geza pigheid niet ontstaat als je, wat in onze organisatie toch vaak voorkomt, jaren lang met elkaar omgaat en de ontw ikke ling van de bank geen reden tot zorg geeft. Zou een beperkte zittingsduur niet te overwegen zijn? Ik houd mij steeds voor ogen dat ik mijn functie ver vul namens de leden. De vernieuwings drang die je op de conferenties proeft, vind je vaak niet terug rond de be stuurstafel. Het beschikbaar krijgen van informatie, zoals bijvoorbeeld de stuur- grootheden, vraagt een flinke portie vasthoudendheid. Ook het ontbreken van een beleidsplan is een vrijbrief voor minder betrokkenheid van bestuurders. Voor de raad van toezicht ontbreekt dan een belangrijk handvat. Er wordt dan in mijn ogen niet bestuurd in de juiste be tekenis van het woord, maar teveel ad hoe op de situatie ingespeeld. Het be leidsplan, de begroting, stuurgroothe den en dergelijke zie ik als richtingge vende beleidsstukken waarvan een motiverende werking kan uitgaan voor medewerkers en bestuurders.' COÖPERATIE Brooijmans vindt dat de coöperatie ve bedrijfsvorm van de bank een aparte dimensie in zich heeft: 'Ik kan niet exact aangeven waar dat coöperatieve nu in zit; het heeft iets met een stijl van werken te maken die ik bij onze banken herken. Een bepaald familiegevoel, samenhan gend met maatschappelijke verantwoor (lelijkheid. We zijn er voor elkaar en niet voor onszelf. Maar door een toenemend commercieel karakter staat de coöpera tieve gedachte meer en meer onder druk. De scherpe concurrentie verplicht ons om steeds sneller te handelen. Daar om is een goed, maar verantwoord ge bruik van onze autonomie niet alleen een groot goed, maar zelfs van essentieel be lang. Ook vind ik dat werken aan een grotere betrokkenheid van de leden ex Brooijmans: Oppassen voor sfeer van gezapigheid. tra aandacht verdient, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de agenda van de algemene vergadering meer is dan alleen maar een uitnodiging!' Voor Blom is de coöperatie als bedrijfsvorm hekend. De kredietcoöperatie heeft voor hem ech ter iets ongrijpbaars. 'Van betrokken heid van onze leden is nauwelijks spra ke. Ik denk dat het merendeel niet eens weet dat we een coöperatie zijn. Maar moet dat dan? Ondernemers zijn gein teresseerd in de kwaliteit van de dienst verlening en de |irijs van het produkt. Maar een handelsbank zal op deze ter reinen ook trachten te scoren. Misschien uit de coöperatieve bedrijfsvorm zich nog het sterkst in het feit dat de plaatse lijke gemeenschap zich in de persoon van bestuurders manifesteert als klankbord voor het te voeren beleid. Toch vind ik het van groot belang in onze organisatie de discussie hierover te voeren. Ook hij mijn medebestuurders ervaar ik onvre de met het feit dat wij aan die coöpera tie nog geen aansprekende inhoud kun nen geven.' B a n k<SlB e s t u u r d c r 3 r jaargang nummer 2 9

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1994 | | pagina 9