Rabobank niet meer vanzelfsprekend hèt adres voor spaargelden was. Deze facto ren hebben ongetwijfeld een rol ge speeld bij de beantwoording van een groot aantal vragen van het onderzoek. Aan de uitkomsten van een dergelijk on derzoek mogen dan ook zeker geen al te absolute waarden worden toegekend. Aan de andere kant resulteert het on derzoek in uitspraken die we niet naast ons neer mogen leggen. Het onderzoek geeft ons een beeld over onze verhoudingen, onze prestaties en ons onderling functioneren. Let wel: een subjectief beeld. Het is onze per ceptie. Op een aantal uitkomsten ga ik hier wat dieper in. Wat zijn immers bestuur lijk gezien de meest opvallende uitkom sten? Allereerst is dit het grote verschil in opvatting tussen de bestuurders en de medewerkers. Terwijl het personeel wat meer naar 'zwartkijken' tendeert, heb ben de bestuurders heel algemeen ge sproken wel een wat zonnig en soms weinig kritisch beeld van hun bank. Is dit beeld te gekleurd? In mijn ogen vraagt dit zeker aandacht. Daarnaast moet ik vaststellen dat er bij velen onvrede heerst over de onderlinge communica tie. En dit ondanks alle inspanningen die op een breed terrein zijn ingezet om tot een goede communicatie te komen. Ik denk dan aan onze veelheid van overleg structuren, onze interne media, de wij ze waarop de lokale banken worden be trokken bij beleidsontwikkeling en dergelijke. Juist daar hebben we de af gelopen jaren veel energie in gestoken. De kritiek geldt overigens vooral de kwaliteit van de interpersoonlijke com municatie: de communicatie tussen ma nagers en medewerkers onderling. Ook de communicatie tussen Rabobank Ne derland en de lokale banken wordt niet boog gewaardeerd. Juist de zorg voor een doeltreffende interne communica tie in de meest brede betekenis van het woord zal dus onze voortdurende aan dacht moeten hebben. Ook komt in het onderzoek ondubbelzinnig naar voren dat sterk wordt gehecht aan de lokale zelfstandigheid, terwijl ongeveer de helft van de bestuurders verklaart geen goed inzicht te hebben in de waarde van de coöperatieve bedrijfsvorm. Ik heb dat al eerder een paradox genoemd. In mijn ogen is het niet goed bestaanbaar dat we spreken over de waarde van onze auto nomie als we daarvoor geen duidelijke legitimatie hebben. Je moet je immers kunnen verantwoorden tegenover een instantie die je die autonomie heeft ver leend, die je eigenlijke draagvlak vormt: de (leden van de) coöperatieve vereni ging- Hiervoor somde ik de belangrijkste signalen op die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. We mogen deze niet negeren. Juist voor onze bestuur ders ligt hierin een belangrijke uitdaging. Wij zullen naar mijn overtuiging in on ze agenda's ruimte moeten maken om met elkaar, maar ook met het manage ment en de medewerkers van onze ban ken over deze zaken van gedachten te wisselen. Wij moeten trachten de we zenlijke vraagstukken te beantwoorden. Een eerste vereiste lijkt het scheppen van een grotere duidelijkheid over de con crete inhoud van de coöperatie. Daar over zullen breed in de organisatie ge dragen, eensluidende opvattingen moeten worden geformuleerd. Een an dere vereiste is dat de bestuurders de noodzaak inzien kritisch te blijven op de juiste aansluiting tussen de coöperatieve vereniging en een omgeving die snel aan het veranderen is. Daarbij hoort onlos makelijk een scherp oog voor de kwali teit van de bank in het licht van de felle concurrentie en van kritische leden en klanten. Voorts zal er naar wegen moe ten worden gezocht om met name de in terpersoonlijke communicatie te ver sterken. Medewerkers moeten er meer van overtuigd raken dat zij worden gehóórd en dat zij een wezenlijk onder deel vormen van het functioneren van hun bank. Hierbij is aan de orde belang stelling voor elkaar, geloofwaardigheid en de ervaring dat het ertoe doet, dat je je inspant. Vertrouwen en motivatie ont staan niet zo maar, maar moeten worden georganiseerd. De bestuurders en het management dienen bij dit proces voor op te gaan. Een duidelijk participerende rol van de beheerscolleges bij dergelijke afwegingsprocessen kan er tevens toe leiden dat bestuurders in het spoor van de beleidsontwikkeling beter vat krijgen en houden op het bancaire gezicht dat daarmee samenhangt. W. MEIJER voorzitter Raad van Beheer als coöperatieve bank. Ook werd ge vraagd naar een mening over de kwaliteit van de communicatie binnen de Rabo bankorganisatic. Door de uitkomsten van de bestuurdersenquête te leggen naast die van de personeelsenquête, krijgen we scherper zicht op het gehalte van de iden titeitsbeleving binnen de gehele organi satie en eventuele verschillen die daarin bestaan. Zo blijkt de beleving van het personeel en de bestuurders vrij vaak niet met elkaar te sporen. Een kantteke ning bij dil type onderzoek is wel dat per soneelsleden over het algemeen niet snel een overmatig positief beeld van het ei gen bedrijf koesteren. Bovendien oorde len leidinggevenden veelal positiever dan niet-leidinggevenden. Uitsplitsing van de gegevens leert dat hiervan ook in dit on derzoek sprake is. Een aantal interessan te bevindingen uit het onderzoek pas seert hier de revue. ALGEMEEN BEELD POSITIEF De resultaten laten zien dat de be stuurders in algemene zin een uitge sproken positief oordeel hebben over hun bank. Zo is bijna 100% op bepaalde punten overtuigd van een aantal kwali teiten. Zij vinden de Rabobank be trouwbaar (98%), degelijk (96%) en eerlijk (97%). Met resp. 94, 76 en 86% scoort het personeel op deze punten ook redelijk hoog. Anderzijds worden ken merken zoals flexibel, vooruitstrevend en slagvaardig zowel door personeel als bestuurders veel minder aan de Rabo bank toegeschreven. Op deze terreinen bedragen de scores zo'n 45 a 60%. Over de gehele linie genomen blijkt het per soneel kritischer te oordelen dan de be stuurders. De kwaliteit van de bank en de me dewerkers wordt over het algemeen door de bestuurders wat beter beoor deeld dan door het personeel zelf. Zo is 78% van de bestuurders en 67% van het personeel bijvoorbeeld van mening dat de medewerkers zich echt inzetten voor de klant, terwijl 80% tegen 69% vindt dat zij klanten altijd vriendelijk te woord BankécBes t uu rdc r 3 e jaar^an^ nummer 1

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1994 | | pagina 5