Knottnerus brengt zijn zienswijze
ten aanzien van de al te rechtstreekse be
moeienissen van het bestuur met kre
dietverlening kernachtig onder woor
den. 'Voor een belangrijk deel is 't uit
de tijd. Ik zou niet de eerste zijn om er
een streep door te halen, maar persoon
lijk zie ik dat het geen lang leven meer
beschoren zal zijn. Het heeft een agrari
sche achtergrond. We hoeven niet meer
als destijds te oordelen over bedrijfsge-
noten. Dat kan nu ook niet meer. Bo
vendien zijn we geen specialisten. Je
moet het zonder meer aan het manage
ment kunnen overlaten. Als je dat niet
kunt omdat je daarin onvoldoende ver
trouwen hebt, moet je een ander ma
nagement kiezen.' Luhrman wijst in dat
verband nog eens op de sterk verhoog
de kwaliteit van de bank en natuurlijk de
controle door de Accountantsdienst.
'De kredietaanvragen worden met de
dag omvangrijker en ingewikkelder. 1 let
bestuur krijgt het daarmee steeds moei
lijker. De beoordeling van de aanvrager
O O
en diens achtergrond komt willens of
wetens steeds meer bij de specialist te
liggen. Daarbij zitten de risico's vaak niet
zozeer in de verstrekking, maar veel
meer in het volgen van de post in de tijd.
Met name dat moet goed geregeld zijn.'
De discussie over het nemen van
meer afstand krijgt een nieuwe dimen
sie als Vos in het midden brengt be
nieuwd te zijn hoe de verhouding be
stuur, raad van toezicht, directie zich
verder zal ontwikkelen. Het lijkt de drie
gesprekspartners aannemelijk dat de
huidige statutaire verdeling van taken
binnen de coöperatieve kredietvereni
ging niet lang meer ongewijzigd kan blij
ven. Men voorziet in de toekomst toch
een ontwikkeling naar een meer op een
'raad van commissarissen' lijkende con
structie.
COÖPERATIEVE VORM HEEFT
BETEKENIS
Met deze prikkelende wending
komt de gedachten wisseling onw ille
keurig terecht op de betekenis die de
kredietcoöperatie in deze tijd nog heeft.
De eerste indruk is dat de drie het coö
peratieve nou niet bepaald voor op de
tong hebben. I let lijkt wel of men enigs
zins wars is van de term, als ware die al
te zeer beladen. Toch blijkt dat bij door
praten voor een groot deel schijn te zijn.
Vos: 'Natuurlijk heeft het betekenis!
Ook als ik kijk naar de algemene verga
dering. Toen ik aantrad, was het streven
er eigenlijk op gericht zo weinig moge
lijk mensen te trekken. Dat was een fout
uitgangspunt. We zijn stevig aan een an
dere aanpak gaan werken. Nu krijgen we
toch zo tussen de 50 en 100 bezoekers.
Maar belangrijker natuurlijk is wat je
doet voor het ledenbelang.' Moeiteloos
somt hij op: 'Kosten in de hand houden,
tarieven zo laag mogelijk, dienstbaarheid
aan de leden, ongelukken bij leden zo
veel mogelijk voorblijven, goed begelei
den en clement zijn als het onverhoopt
toch niet goed gaat en, als het echt niet
anders kan, netjes afbouwen.' Na enig
nadenken zegt hij vervolgens: 'Waarin
we v olgens mij geen coöperatie meer
zijn, is het hebben van een 'wij-gevoel'.
Dat gaat eigenlijk ook niet meer. In de
echte zin van het woord, heb ik me ook
nooit een gekozen voorzitter gevoeld, de
voorzitter van een club. Vanuit mijn
jeugd en agrarische achtergrond weet ik
dat dat ooit anders is geweest. Maar mijn
leidende gedachte is dat we onze zo
unieke zelfstandigheid zonder de coöpe
ratieve vorm niet hadden kunnen hand
haven. En dat is een absolute pré ten op
zichte van de handelsbanken. Bovendien
zijn we nu dankzij de onderlinge solida
riteit, die via onze Rabobank Nederland
vorm krijgt, met z'n allen toch wel mooi
'triple A' geworden.'
WE ZIJN ANDERS
Knottnerus geeft aan dat het moei
lijk is om aan een bank een aanv ullende,
coöperatieve inhoud te geven. 'Het is
een vorm v an ondernemen om risico
spreiding te krijgen en als zodanig is het
meer een model. Het gestoeld zijn op de
gemeenschap kan een marketingvoor-
deel zijn: je kunt het ook zien als een
commercieel instrument.' Luhrman
scherpt het realisme nog wat aan: 'We
moeten dat coöperatieve ook niet over
al bij willen slepen; aan de balie speelt
het geen rol, de klant is puur zakelijk.'
Al pratende komt de coöperatie van lie
verlee bij hen toch ook beter uit de verf.
Zaken zoals mentaliteit, de plaatselijke
bevoegdheden, het realiseren van markt -
v oordelen, risicobeperking komen weer
sterker naar voren. 'Ja, we hebben 't nog
wel', zegt Vos. 'In vergelijking met an
dere banken zijn we anders: in de kre
dietverlening, maar ook in zaken zoals
overnames en fusies. De basis ligt in de
zelfstandigheid die we hebben kunnen
behouden. Dat is de beste basis om in de
regio te functioneren.' Knottnerus vult
hem aan: 'Het karakter van de coöpera
tie is steeds gebleven: het neerzetten van
een sterke marktpartij namens de ach
terban. Dat uit zich in de structuur, de
bedding en de ruimte om te opereren.
Door de schaalvergroting zal dat nog
moeilijker worden, maar aan de coöpe
ratieve formule moeten we zonder meer
vasthouden.'
Knottnerus: 'Coöperatie is het neerzetten van
een sterke marktpartij namens Je achterban.
Tot slot van het boeiende gesprek
maakt directeur Luhrman de cirkel
rond. Hij zet de schijnwerper nog eens
even op de werkwijze en de gang van za
ken binnen zijn bank. 'Ook intern werkt
de coöperatie door. We gaan anders met
de dingen om, niet in de laatste plaats
omdat je samen een zelfstandige bank
vormt. Je hebt met elkaar een eigen ver
antwoordelijkheid om de zaak goed in te
richten. Met een eigen bestuur en raad
van toezicht die in laatste instantie een
wezenlijke rol spelen. We hebben óók
een aparte cultuur, dat is zeker!'
Ba nlc&_Be stuur der 3 e jaargang nummer 2 22