naar meer centrale functies. Hij werd tweede voorzitter van de CBTB,(die toen werd geleid door Rinse Zijlstra), voorzitter van het bestuur van de AVEBE, bestuurder van Cebeco Handelsraad en dus in 1969 lid van het bestuur van de Centrale Raiffeisenbank. Het agrarische ondernemerschap gaf hij op toen zijn twee zoons zijn bedrijf over namen. 'lk ben meer bestuurder dan practicus. Het besturen heeft mij altijd geboeid. Mijn functie bij AVEBE was mijn hoofdfunctie. We hebben daar een heel moei lijke tijd doorgemaakt in de jaren zeventig en het begin van de ja ren tachtig. Er moesten gigan tisch investeringen op het gebied van het milieu worden gedaan en dat juist in een periode dat die sector werd getroffen door een te ruglopende markt en slechte oog sten. Het kostte ongelooflijk veel energie om de boeren voor de plannen te winnen. Bovendien zaten we met grote sociale pro blemen. Fabrieken moesten wor den gesloten en dat is vreselijk in Renkema een gebied waar de werkgele genheid toch al een probleem is. Ik ben er letterlijk dag en nacht mee bezig ge weest.' Terug naar zijn functie als lid van de Raad van Beheer. Renkema is een nuchter bestuurder, niet snel geneigd om glamour-verhalen over zijn be stuurlijke ervaringen op te hangen. Hij geeft een duidelijk beeld waar hij als lid van de Raad van Beheer met name zijn primaire verantwoordelijkheid ziet lig gen. 'Dat is in de bemanning van de Hoofddirectie. Als wij een kwalitatief goede Hoofddirectie tegenover ons vin den, vergemakkelijkt dat in hoge mate ons functioneren. Je hebt met verschil lende aspecten te maken. Je moet met name denken aan de continuïteit en aan een evenwichtige samenstelling van dat college. Je moet erop toezien dat er bin nen een dergelijk gezelschap hoge kwa liteit te vinden is, maar dat er ook spra ke is van een goed onderling tegenspel. Je mag niet afhankelijk zijn van een of twee toppers. Het overlijden van Harry Klarenbeek enige jaren geleden heeft mij erg aangegrepen. Dat was echt een topper, die perfect in de Hoofddirectie paste. De huidige samenstelling van dat college geeft mij echter het gevoel dat we het kenterend tij waar we thans mid denin zitten, goed kunnen doorkomen.' In de afgelopen bijna 25 jaar heeft Renkema veel zien veranderen. Die ver anderingen stellen ook andere eisen aan het overleg binnen de organisatie. 'Met name de laatste jaren zie ik een ontwik keling naar steeds grotere en mondiger banken. Toch heb ik de overtuiging dat onze overlegstructuur daar prima op past. Als ik bijvoorbeeld kijk naar het functioneren van de CKV, dan kan ik slechts vaststellen dat het niveau daar van alleen maar is toegenomen. Na tuurlijk gaan we nu bestuurlijk anders om met die grotere eenheden, maar ik ervaar eigenlijk een steeds grotere saamhorigheid in de organisatie, ook in deze moeilijke tijden. We willen het met elkaar oplossen. Er is geen sprake van een situatie waarin de plaatselijke ban ken zich afzetten tegen Rabobank Ne derland. Dat was vroeger veel meer het geval. We hebben elkaar in deze tijd hard nodig. Wat me daarbij ook opvalt is de kwaliteit van onze nieuwe be stuurders. Ik ontmoet ze tijdens de in troductiedagen en ik put er veel ver trouwen uit voor de toekomst. Maar wat is het toch jammer dat er zo weinig vrouwen in onze colleges komen, ter wijl er zoveel uitstekende vrou welijke ondernemers zijn! Ik weet dat het soms moeite kost een goe de bestuurder voor een bank te werven. Zeker jongere bestuur ders moeten zich vaak vrij maken van hun bedrijf, omdat het bestu ren nu eenmaal tijd en energie kost. Veel bestuurlijk werk vindt bovendien overdag plaats en dat eist dan vaak bijzondere voorzie ningen binnen het bedrijf van de bestuurder. Ik vind dan ook dat daar een adequate beloning te genover moet staan. Ik vind de uitdrukking 'kosteloos beheer' dan ook niet zo gelukkig. Tegen over een goede prestatie dient een goede beloning te staan. Er zal in elk geval een zekere compensatie moeten zijn voor de tijd die in het besturen moet worden gestoken. Aan de andere kant ben ik ook van mening dat de hoogte van die beloning nimmer een stimulans mag zijn om een bestuurszetel te blijven bezetten ondanks een minder goed functioneren. Wel licht zullen we daar wat anders in moeten optreden en zullen we naar we gen moeten zoeken om dergelijke be stuurders duidelijk te maken dat van hen een andere prestatie wordt verwacht en dat het beter is hun functie neer te leg gen als ze daartoe niet in staat zijn.' Voor bestuurders ziet Renkema een duidelijke blijvende rol weggelegd, on danks het feit dat zij in een steeds pro fessionelere omgeving moeten functio neren. 'Bestuurders moeten niet de am bitie hebben het bankbedrijf te kunnen leiden. Laten ze dat maar aan de profes sionals overlaten. Zij moeten besturen. De grote lijnen uitzetten. Toezien op de kwaliteit van hun directeur. Daarvoor heb je geen professionele opleiding of scholing nodig. Je moet bestuurlijk bloed hebben. Visie op de toekomst, kennis van maatschappelijke ontwikke lingen, gevoel voor verhoudingen. Be sturen is geen erebaan,je zult uitje stoel moeten komen. Maar dan vervul je wel een uiterst boeiende functie.' Dag en nacht bezig met AVEBE Samenstelling Hoofddirectie 'In Hoofddirectie goed onderling tegenspel. Vrouwen in de colleges Vraag naar bestuurders blijft Bank Bestuurder 2e jaargang nummer 4 pagina 9

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1993 | | pagina 9