zijn bedrijf binnenhaalt, en welke hij in
de vorm van produkten, afval of mest
weer afvoert. Via zo'n boekhouding is
gemakkelijk te controleren waar de boer
alles heeft gelaten, en of hij zich aan de
wet heeft gehouden. Volgens Wijffels
kan er binnen twee jaar zo'n systeem op
poten staan, niet waterdicht, maar 'net
zo waterdicht als ons belastingsysteem'.
Op dezelfde bijeenkomst presen
teerde hij cijfers waaruit blijkt dat de
landbouw al veel heeft gedaan aan het
mestoverschot. Het fosfaatoverschot
werd in de periode 1986-1990 al met
23% teruggebracht, het stikstofo verschot
met 20% en de ammoniakuitstoot met
6%. Ook de hoeveelheid landbouwgif is
aanzienlijk teruggebracht: in 1990 al met
15%. In de twee jaar daarna is het resul
taat nog aanzienlijk verbeterd. Wijffels
vindt dat de agrarische sector een pluim
verdient voor de inzet op milieugebied.
(Volkskrant van 9 maart en het Agrarisch Dagblad
van 13 maart 1993)
De produktiviteit van een bank
wordt in de financiële wereld vaak ge
meten door middel van de zogenoemde
baten/lastenratio. Dit zijn de opbreng
sten van de bank gedeeld door de kos
ten. Als streefwaarde wordt in de regel
uitgegaan van 1,60. De Rabobankorga-
nisatie zat hier in 1992 met een
baten/lastenratio van 1,48 (in 1991 nog
1,50) duidelijk onder.
Een nog betere maatstaf om de re
sultaten van de Rabobanken te meten is
de bancaire produktiviteit. Dit getal is
vergelijkbaar met de baten/lastenratio,
maar daarbij zijn de baten gecorrigeerd
voor een toegerekende rente-opbrengst,
behaald met het eigen vermogen. Dit
vermogen staat namelijk gratis ter be
schikking van de banken. Bovendien
leidt deze maatstaf tot een betere on
derlinge vergelijkbaarheid van de pro
duktiviteit van de plaatselijke banken.
De bancaire produktiviteit van de
plaatselijke banken is de laatste jaren
voortdurend teruggelopen. In 1989 be
droeg deze nog 1,30. Vorig jaar was zij
gedaald tot 1,17. Dit hangt samen met
een voortgaande snelle groei van de
kosten en een daarbij achterblijvende
batentoename, vooral door de oplopen
de prijs van de toevertrouwde middelen.
Om de daling van de bancaire pro
duktiviteit om te buigen en ook in de toe
komst de leden coöperatieve tarieven te
kunnen blijven bieden, is een omvang
rijk kostenmatigingsprogramma ingezet.
Daarbij heeft de Rabobankorganisatie
zich ten doel gesteld in de periode 1993-
1996 een verlaging van de relatieve be
drijfskosten te realiseren met tenminste
eenachtste. Voor het totaal van de plaat-
selijke banken wil dat zeggen dat een da
ling met eenachtste van de kosten uitge
drukt als percentage van het balanstotaal
(van ongeveer 2,6% op dit moment naar
2,25% aan het einde van de planperiode)
moet worden bereikt. Een van de kern
variabelen in de sturing is de bancaire
produktiviteit. In 1993 moet een halt
worden toegeroepen aan de uitholling
daarvan. Voor dat jaar wordt gestreefd
naar een stabilisatie op 1,17. In de daar
op volgende jaren, als het kostenreduc
tieprogramma meer zal gaan doorwer
ken, dient de weg omhoog te worden in
geslagen. De streefwaarde voor 1996 is
1,25 voor het collectief van de aangeslo-
ten banken. De uitgangssituaties voor de
individuele plaatselijke banken verschil
len echter sterk. Een deel van de banken
voldoet nu al aan de (collectieve) norm
voor 1996. Zelfs zijn er banken die daar
ruim boven zitten. Ook van deze banken
wordt een relatieve kostenreductie van
eenachtste verwacht. Voor de
banken die (ruim) onder de norm
zitten, lijkt een grotere besparing
passend.
Van beslissend belang om
de doelstellingen van het kos
tenmatigingsprogramma te ha
len, is een aanzienlijke reductie
van het personeelsbestand. In
dat verband is een vermindering
van het aantal volledige ar
beidsplaatsen bij de plaatselijke
banken met ten minste duizend
per eind 1993 nodig. Rekening
houdend met het seizoenspa
troon (sterke daling in de eerste
maanden van het jaar en grote instroom
gedurende de zomermaanden) zou de
reductie per eind maart 350 a 400 mens
jaren moeten zijn geweest. De gereali
seerde daling van 267 mensjaar in het
eerste kwartaal van dit jaar blijft hier
vooralsnog fors bij achter. In de ko
mende maanden is dus nog een flinke
inspanning vereist, waarbij met name de
instroom in de zomermaanden sterk zal
moeten worden beperkt.
FEITEN EN CIJFERS
Bancaire produktiviteit onder druk
Baten/lastenratio en bancaire produktiviteit
1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995
B/L-ratio Rabobank Bancaire prod. AB
1996
Kerncijfers gezamenlijke aangesloten banken
Medewerkers
aantallen
mensjaren
Mutaties t.o.v.
1 januari 1993
-223
-267
Maart 1993
30.287
27.334
Maart 1992
30.144
27.435
Banken
fusies
aantal banken
aantal vestigingen
Tarieven
Basistarief bestaande
variabele leningen
Kapitaalmarktrente
Geldmarktrente
Per 1 april gewijzigd in 8,5%
19
26
31
4
734
2.043
6
779
2.089
0,3
0,6
0,6
8,8%
6,4%
7,6%
9,6%
8,3%
9,6%
Bank Bestuurder 2e jaargang nummer 3 pagina 14