Column Het is tegenwoordig erg modern om je te bezinnen op je identiteit. In de wereld van de (agrarische) coöperaties is dit ook het geval. Het gaat daarbij om de vraag hoe coöperatief we zijn: met elkaar voor elkaar. En het gaat over de vraag in hoeverre de coöperatieve structuur en de coöperatieve gedachte (zo u wilt 'doctrine') wel of niet strijdig zijn met het bankgebeuren als bedrijf: een bedrijf dat kosten en opbrengsten heeft en winst maakt om de continuïteit te waarborgen. Overigens betekent dit laatste dat we ernaar streven straks ge zonde plaatselijke banken te kunnen overdragen aan ons kritisch nageslacht. Aan kritiek wordt de Rabobank van vandaag ook blootgesteld. Vroeger was coöperatief bankieren en coöpera tief zaken doen een ideologie, bijna een religie. Tegen elke prijs moest de ide ologie overeind blijven. Ook als het veevoer bij de coöperatie duurder was dan bij de vrije handel, moesten de transacties coöperatief plaatsvinden, want zo hoorde het. punt uit! En waar om? Omdat de coöperaties van de le den voor de leden waren, en dus goed. Deze terugblik was nodig om bij het nadenken over onze identiteit de kritiek te kunnen plaatsen van de jonge generatie ondernemers die niet kiest voor het principe, maar voor het voor deel en het nut. Niet omdat ze niet prin cipieel zijn. maar omdat ze naar hun eigen bedrijf en ook naar het bankbe drijf kijken met een zakelijke instelling en niet vanuit een (coöperatieve) over tuiging die in hun ogen vaak gespeend is van zakelijke overwegingen. Ook de Rabobank met haar coöpe ratieve achtergrond wordt in eerste in stantie zakelijk bekeken door hen die mogelijk lid zullen worden. Zo'n lid is afnemer van onze diensten als krediet nemer en wordt tevens medeverant woordelijk voor het lief en leed van de bank. En wat is dan onze extra dimen sie? Wat onderscheidt ons van andere banken? De leden zijn er voor elkaar en vor men met elkaar onze bank. Dat is het wij-gevoel. Wij kennen aan dat lid, met al zijn moeilijkheden en mogelijkhe den. een belangrijke rol toe. De klant is niet alleen koning, hij wordt ook lid van de familie! Hij beslist mee (leden vergadering) en hij geniet bescher ming, zoals bij een menselijk lichaam de ene hand de andere beschermt als dat nodig mocht zijn. Onze bank is er voor de leden, zelfs nog als dat bancair (bedrijfsmatig) nauwelijks meer ver antwoord is. Wij hebben geen commis sarissen, maar door de leden gekozen collegeleden die om niet besturen en controleren vanuit hun bekendheid met de mensen en het bedrijfsleven in het werkgebied van de bank. En ons perso neel heeft naast voldoende kennis en vaardigheid een houding die coöpera tief (samenwerkend) is, zowel naar de collega's als de cliënten. Past in deze filosofie dan nog het maken van winst? Jazeker, want winst is een voorwaarde voor het voortbe staan, en een sterke bank met voldoen de reserves kan weer meer betekenen voor de leden. Bestuurlijk zijn de plaatselijke banken autonoom, hoewel die autono mie wel eens als zeer beperkt wordt ervaren. Op bestuurdersconferenties hoort men nog wel eens klachten over de verregaande betutteling door 'grote broer' Rabobank Nederland. De vraag is of dat anders kan. Leden van één lichaam (en dat zijn de plaatselijke ban ken van Rabobank Nederland) moeten wel luisteren naar het hoofd (hel brein) omdat anders het lijf uiteenvalt. Anderzijds moet het brein voortdurend geactiveerd, geprikkeld, gecorrigeerd, wakker gehouden worden en zo nodig teruggefloten door de frontsoldaten, de leden van Rabobank Nederland. Zo zijn wij wat wij geworden zijn. Kijken we nu naar onze banken, dan zien we grote verschillen in cul tuur. Het woord cultuur is hier nauwe lijks op zijn plaats, omdat er soms spra ke is van ongewenste toestanden. Bij sommige banken vergaderen de colle ges altijd gezamenlijk (foei!), bij ande re banken wordt nooit vergaderd zon der de directeur. Bij weer andere zit de voorzitter achter het bureau van de di recteur of worden bestuursleden inge schakeld bij technische bankactivitei- len (bijvoorbeeld taxaties). Ten slotte, en niet pretenderend volledig te zijn, noem ik het voorko men van de situatie dat de directeur zorg draagt voor vervanging van de collegeleden en de benadering van ge schikte mensen voor deze functies. De autonomie van de plaatselijke banken laat deze toestanden toe, maar ze zijn volstrekt ongewenst. Hoe coöperatief zijn we? Zo coöpera tief mogelijk! En hoe zakelijk zijn we? Zo zakelijk mogelijk binnen onze coöperatieve doelstelling! Lid raad van toezicht Rabobank Bergum c.o. Lid Klankbordgroep Bestuurders Zo coöperatief mogelijk.... zo zakelijk mogelijk De heer Osinga is directeur van de Praktijkschool voor de Veehouderij en het Weidebedrijf te Oenkerk dr. ir. A. Osinga Bank Bestuurder 2e jaargang nummer 1 pagina 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1993 | | pagina 4