(ï.W. Abbring: "Inbreng bestuurders van grote waarde."
bedrijfsvoering geïnventariseerd en is
de financiële positie van de banken
geanalyseerd. Een dergelijk onderzoek
vergt niet alleen veel van de commis
sieleden. maar ook van de banken. Hun
bestanden moeten - vaak met veel
inspanning - worden geschoond, maar
er zit ook een psychologische uitdaging
in een dergelijk onderzoek. Banken
krijgen over en weer informatie over
elkaar. Men ziet de sterke en zwakke
kanten van de collegae. En wil men
weten wat de positie van de Rabobank
in een bepaald gebied is, dan is het
onvermijdelijk ook te weten welke col-
legabanken in het eigen werkgebied
opereren. Overigens heeft ook het Cen
trale Bankbedrijf van Rabobank Neder
land op verzoek van de commissie aan
gegeven waar haar activiteiten in de
Kring lagen. De 'beloning' voor deze
inspanningen is dat men een volledig
beeld krijgt van de eigen bank en van
het eigen werkgebied. Zo'n beeld is
eigenlijk noodzakelijk, wil men tot
gerichte marktbewerking komen.
Zoals gezegd, is de eerste fase van
het onderzoek thans afgerond en is rap
port aan de banken uitgebracht. De
commissie heeft het groene licht gekre
gen de tweede fase van het onderzoek
in te gaan. Daarin zal zij een richting
gevend kader moeten aanreiken, op
basis waarvan iedere bank zelf kan
vaststellen of zij in staat is haar markt
op het vereiste kwaliteitsniveau opti
maal te blijven bewerken. Ook hier dus
geen blauwdruk, maar wel een spiegel
die iedere bank zichzelf kan voorhou
den. Aan de commissie is gevraagd
zich in haar aanbevelingen niet vrijblij
vend op te stellen. Zij dient niet alleen
de markt als uitgangspunt te nemen,
maar ook de kostenkant van het ban
kieren. Er is derhalve ook ruimte gege
ven voor aanbevelingen in de sfeer van
de efficiency. Daarbij dient de commis
sie zich te bezinnen of er naast fusies
ook andere vormen van samenwerking
mogelijk zijn die tot kostenbesparingen
kunnen leiden. De banken hebben de
verwachting uitgesproken dat de aan
bevelingen van de commissie ook rich
ting Rabobank Nederland kunnen gaan.
Tegen het einde van dit jaar hoopt de
commissie haar rapportage te kunnen
afronden. Het lijkt zeker de moeite
waard hieraan ook in dit blad aandacht
te schenken.
De voorzitter van de Structuurcommissie
Midden Nederland Zuid, B.T. Meijssen,
bestuurslid van de Rabobank Haastrecht.
De Kring Lek Merwede startte in 1990
een onderzoek naar de meest wenselijke
bewerking van de markt door de aldaar geves
tigde 16 banken. Na een inventarisatie van de
markt in historisch en toekomstig perspectief
besloot de Kring een aantal commerciële doel
stellingen te formuleren waaraan de banken in
een periode van vijf jaar dienden te voldoen.
Vervolgens werd door de commissie bekeken
welke banken deze doelstellingen niet zouden
kunnen bereiken. Die banken kregen hel advies
serieus om te kijken naar een fusiepartner. Het
onderzoek vond plaats door een commissie
onder voorzitterschap van de heer G.W.
Abbring, voorzitter van de bank Graafstroom
en burgemeester van de gelijknamige gemeen
te in de Alblasserwaard. Wij spraken met hem
over zijn ervaringen bij dit onderzoek.
"In de commissie vond een goede wis
selwerking plaats tussen alle deelnemers,
bestuurders en directeuren van aangesloten
banken en specialisten van het Regiokantoor
Rotterdam. We hadden ieder onze eigen
inbreng vanuit onze deskundigheid en erva
ring. Zo hebben de bestuurders zich bijvoor
beeld beziggehouden met het in kaart brengen
van de ontwikkelingen binnen het werkgebied,
zowel vanuit het verleden gezien als in toe
komstperspectief. Ikzelf ken dit gebied al zo'n
50 jaar, dus veel geheimen zijn er voor mij niet
meer. Ook de andere bestuurders zijn vanuit
hun dagelijkse werk perfect op de hoogte van
alles wat hier leeft, welke plannen er zijn, de
kansen en bedreigingen, enzovoorts. Ook hebben
wij als bestuurders waardevolle adviezen kunnen
geven over de aard van de werkgebieden van de
banken en mogelijke fusiepatronen. Met het uit
eindelijke rapport hebben wij de bestuurders van
onze banken een stuk gereedschap in handen wil
len geven dat zij konden gebruiken bij de discus
sies binnen de eigen bank over de toekomstige
koers." Abbring ziet nog andere voordelen van
het deelnemen van bestuurders aan dergelijke
Abbring: "Ik ken dit gebied al zo'n vijftig jaar."
commissies: "Een belangrijk voordeel is zon
der meer gelegen in het feit dat de banken zich
veel sterker bij het onderzoek betrokken voe
len. Het wordt hun onderzoek en niet een
onderzoek van Rabobank Nederland. Boven
dien heb ik de indruk dat de banken sneller
bereid zijn zich daadwerkelijk in te spannen
om ook hun eigen huiswerk te maken. Ook de
herkenbaarheid wint door deze deelname.
Kortom, ik ben ervan overtuigd dat een derge
lijk onderzoek een veel breder draagvlak krijgt
als de eigen bestuurders en directeuren daarbij
een rol vervullen."
Met duidelijk plezier herinnert Abbring
zich de discussies binnen zijn commissie over
de minimale omvang van een bank. Door de
commissie is een opsomming gemaakt van
taken die minimaal door een bank zouden
moeten worden uitgeoefend. Op basis daarvan
kwam de commissie tot de slotsom dat een
bank in een weinig turbulent werkgebied over
tenminste 17 medewerkers dient te beschikken.
In het rapport 'Werkgebied en bankomvang'
dat kort nadien door Rabobank Nederland
werd gepubliceerd, is dankbaar gebruik
gemaakt van de praktische invulling van dit
omvangscriterium door de commissie. Het
rapport is aangeboden aan het Kringbestuur
met het advies dit ook na een eerste behande
ling, periodiek in de Kringvergadering aan de
orde te stellen om langs die weg de discussie
over een dergelijk belangrijk onderwerp aan
dacht te blijven geven.
Bank Bestuurder 1 e jaargang nummer 3 pagina 9