Wet Consumenten
krediet volwassen
bij invoering
wk
Wet Consumentenkrediet
Achttien jaar geleden begon een ambtelijke
commissie met de opzet van één wet voor het
consumentenkrediet. Na jarenlange
discussies, een lange parlementaire
behandeling, een Europese Richtlijn
Consumentenkrediet en diverse keren uitstel
van de invoering komt het er uiteindelijk van:
op 1 januari 1992 treedt de Wet op het
Consumentenkrediet (WCK) in werking.
Kredietverstrekkers en geldleners worden
met de nodige veranderingen geconfronteerd.
De nieuwe wet vervangt de Wet op
het consumptief geldkrediet en de Wet
op het afbetalingsstelsel. Deze wetten
zijn niet in dezelfde tijd ontstaan. Bo
vendien zijn ze gebaseerd op verschil
lende benaderingswijzen en doelen.
Dit resulteerde in uiteenlopende eisen
aan het produkt krediet. Voor consu
menten was het resultaat een minder
effectieve bescherming. Kredietgevers
kregen met hogere bedrijfskosten te
maken. Tenslotte waren er allerlei ad
ministratiefrechtelijke verschillen die,
mede uit een oogpunt van deregule
ring bij de overheid, aanpak behoef
den.
De verschillende elementen van
beide wetten zijn zoveel mogelijk in el
kaar geschoven. Het gevolg is één
wettelijk regime voor de hele branche
van het consumentenkrediet. Beleids
instrumenten zijn gemoderniseerd en
er is gestreefd naar een evenwichtige
regeling waarin rekening is gehouden
met de belangen van alle betrokken
marktpartijen.
Een periode van 18 jaar om uitein
delijk te komen tot invoering van een
wet is lang. Als die periode echter be
nut is om de kwaliteit van de wet te
verbeteren, dan is dat een voordeel.
Het ziet er in ieder geval naar uit dat
de WCK én de uitvoeringsmaatregelen
die daarbij horen, hebben geleid tot
een beter werkbaar geheel dan de
voorstellen die in een eerder stadium
ter discussie hebben gestaan. De
WCK is dan ook volwassen te noe
men. Het is nu aan de kredietgevers
om te zorgen dat er ook goed met de
wet wordt omgegaan.
Bescherming consument
Sinds de jaren dertig is de krediet
verlening aan particulieren wettelijk ge
regeld. Begin deze eeuw kwamen
woekerpraktijken op grote schaal voor.
Er werd toen, in tegenstelling tot nu, te
gemakkelijk krediet verstrekt, waardoor
schulden niet meer terugbetaald kon
den worden. Deze praktijken hadden
sociaal ongewenste gevolgen, die we
tegenwoordig typeren als 'problemati
sche schuldsituaties'. Die problemen
waren zo groot dat de overheid besloot
tot ingrijpen.
Hoewel de situatie van toen niet
vergelijkbaar is met de huidige beoogt
de overheid nog steeds soortgelijke
doelen te bereiken. Zij wil voorkomen
dat mensen zich te zwaar in de schul
den steken. Tegelijkertijd gaat het om
het creëren van een evenwichtige
rechtspositie en het bewerkstelligen
nemer zijn zo beschermd, zonder dat
het bonafide bedrijfsleven de mogelijk
heid tot een succesvolle bedrijfsvoe
ring wordt onthouden.
Onder de wet vallen alle vormen
van consumentenkrediet tot een maxi
mum van f 50 000. Ze is van toepas
sing voor alle professionele kredietge
vers. Zij moeten in het bezit zijn van
een vergunning (de vrijstelling voor de
instellingen die vallen onder de Wet
Toezicht Kredietwezen, vervalt). Het
komt na 1 januari dus niet meer voor
dat aanbieders onder verschillende re
gelingen of onder geen enkele regeling
vallen. In een aantal gevallen is de wet
niet van toepassing, bijvoorbeeld als
het gaat om een lening in de privé-
sfeer, om een krediet op 'zachte' voor
V, 'v -v'-V" "-v
van een heldere voorlichting.
Bij de eerste gedachtenvorming
over de WCK was het streven te ko
men tot een wet die de consument
maximale bescherming zou bieden.
Van dat streven -voortkomend uit het
politieke gedachtengoed van die tijd- is
de overheid geleidelijk afgestapt. Basis
is nu het vinden van evenwicht tussen
een passende bescherming van de
consument en de belangen van de kre
dietverstrekkers.
De consument moet, voorzien van
de benodigde informatie, op rationele
gronden een beslissing kunnen nemen
of het krediet gewenst is. Dat krediet
moet qua aard en omvang passen in
het patroon van inkomsten en uitgaven
en op redelijke voorwaarden worden
verleend. De belangen van de krediet
waarden (vaak niet openlijk aangebo
den en meestal met een lagere dan de
wettelijke rente) en bij belening van
een levensverzekering of van effecten.
In het laatste geval moet er wel sprake
zijn van een openbare prijsaanduiding.
De wet is tot stand gekomen in een
periode waarin de overheid streeft
naar deregulering en zelfregulering.
Toch is in dit geval niet afgestapt van
het plan het consumentenkrediet bij
wet te regelen. Men vond de belangen
die bij consumentenkrediet in het ge
ding zijn te groot om genoegen te
nemen met een stelsel van afspraken
en codes tussen marktpartijen.
Voor een deel van de kredietverle
ning aan particulieren gaf de overheid
wel de ruimte voor zelfregulering. Daar
gelden nu regels die door marktpartij-