Oliemarkt Brent Blend (Noordzee-olie) per barrel in (weekultimo's) Poolgebied en met belastingfaciliteiten om via nieuwe technieken de produktie van niet-rendabele bronnen te verho gen. Gezien de tegenstand van milieu beweging en Congres mag worden be twijfeld of de plannen grote kans ma ken. De reservepositie van de Sovjetunie is iets beter dan die van de VS. In dit land liggen de problemen echter bij de verouderde olie-installaties en bij de chaos die gepaard gaat met de over gang naar een markteconomie. Bij ge brek aan aanpassingen in het oliebe- leid verwachten sommigen dat de pro duktie over 5 jaar zal halveren en dat de Sovjetunie -momenteel nog de tweede olie-exporteur na Saudiarabië- zelfs een olie-importeur zal worden. Deze verwachtingen lijken echter nog al overdreven. De olieproduktie is al leen vorig jaar aanzienlijk teruggelopen en weliswaar zal de komende jaren een verdere daling optreden, maar te gelijkertijd zal ook de binnenlandse consumptie afnemen. Hierdoor blijft het land toch nog een olie-exporteur. Plan-Lubbers Premier Lubbers presenteerde eni ge tijd geleden het plan voor de oprich ting van een energiegemeenschap in Europees verband. Dit plan-Lubbers houdt in dat met behulp van westerse technologie en kapitaal de energie bronnen in de Sovjetunie (vooral gas) worden aangeboord. Daardoor zal de energieproduktie en -export aanzienlijk kunnen toenemen. Een deel van de energiebehoefte van de westerse lan den kan daarmee gedekt worden. Zo kan de afhankelijkheid van die landen ten opzichte van de Opec verminde ren. Op zijn best is dit echter een per spectief op lange termijn. De aanhou dende onrust in de Sovjetunie is op dit moment ongunstig voor de wereldolie- voorziening en frustreert zo het streven naar een verminderde afhankelijkheid van Opec-olie. De afname van de olieproduktie van de twee grootste producenten ter we reld, de Sovjetunie en de VS, kan dra matische gevolgen hebben op de markt. Zeker als deze niet door de Opec wordt opgevangen. De produktie van andere landen die geen Opec-lid zijn, zal weinig soelaas bieden. De pro- duktiecapaciteit van de Opec zal moe ten worden verhoogd om op langere termijn aan de vraag te voldoen. Een capaciteitsuitbreiding met 5 miljoen va ten per dag in de komende 5 jaar zou, naar schatting van de Opec, 60 mil jard vergen. De Opec kan deze uitbrei ding niet alleen financieren. De wester se oliemaatschappijen zullen daarom ook in de kosten moeten bijdragen. Nu worden ze, in tegenstelling tot de na- tionalisatieperiode in de jaren zeventig, niet meer buiten de deur gehouden, zelfs niet in radicale landen als Iran. Uit de genoemde aspecten blijkt dus een grote westerse afhankelijkheid van de Opec-olie, maar van een con frontatie is geen sprake. Dat is het gro te verschil met eerdere oliecrises. De Opec zoekt nu samenwerking met de importerende landen. Niet alleen zijn westerse investeringen in Opec-landen nodig, het wegvallen van de Sovjetunie als supermacht heeft geleid tot een sterkere oriëntatie op de VS. De westerse landen zijn terughou dend en willen maar op enkele terrei nen samenwerking. De toenadering tot de Opec zal nooit een regulering van de oliemarkt en dus een vaststelling van het niveau van de olieprijzen kun nen betekenen. Wel is, ondanks aarze ling bij de industrielanden, het wegne men van het vroegere confrontatiebe- leid gunstig voor de oliemarkt. Hier door behoren een olieboycot en ande re vormen van bedreiging -met als doel hogere prijzen- tot het verleden. Stabiel aanbod en gematigde prijzen Het marktmechanisme blijft uitein delijk de olieprijzen bepalen. Vraag en aanbod liggen momenteel niet ver van elkaar, waardoor de olieprijs (Brent) zich op circa 19 per vat handhaaft. Op korte termijn, als Irak en Koeweit opnieuw gaan exporteren, zal de Opec met problemen geconfronteerd worden bij de herschikking van de produktie- quota. De vraag blijft hoeveel produktie de Opec-landen bereid zijn weer af te staan om de terugkeer van Irak en Koeweit op de oliemarkt mogelijk te maken. De Opec-landen hebben tegenge stelde belangen, maar Saudiarabië kreeg door de Golfcrisis een dominan tere positie. En juist dat land heeft zich tegenover het Westen verplicht om ge matigde prijzen en een stabiel aanbod te bewerkstelligen. Een consensus binnen de Opec ligt daarom wel in de lijn der verwachting. Daarbij zal het gezamenlijke produktie- plafond worden opgetrokken. Die extra produktie kan de markt opvangen door de toenemende vraag en door het ef fect van de produktiedaling in de VS en Sovjetunie. Een olieprijs die de komende jaren blijft schommelen tussen 18 en 20 per vat, kan het gevolg zijn. In de tweede helft van de jaren negentig zou een prijsstijging kunnen ontstaan. Dit is afhankelijk van de capaciteitsverho ging bij leden van de Opec en van de ontwikkeling van de produktie bij enke le belangrijke niet-Opec-landen. Aan de vraagkant zijn er ook veran deringen. In industrielanden zal de vraag naar olie steeds meer onder in vloed komen te staan van de zorg voor het milieu. De Golfcrisis heeft een nieuwe impuls gegeven aan de inspan ningen tot energiebesparing en het zoeken naar alternatieve energiebron nen. In hoeverre het effect hiervan zal opwegen tegen de vraagstijging vanuit Derde Wereldlanden, valt nu nog nau welijks te overzien. Misschien zal uit eindelijk vooral de vraag en niet zozeer het aanbod de bepalende factor voor de olieprijs zijn. 15 j I a I s I o I n I d I j I flml alm 1990 I 1991 Bron: Stafgroep Economisch Onderzoek 10 Rabobank 9/91

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 10