Vrouwen op de arbeidsmarkt
beidsproces te verhogen. Een belang
rijk voorstel van de WRR ligt op het
terrein van de belastingheffing, omdat
van het belastingsysteem nu geen sti
mulans uitgaat om naast een werken
de partner toe te treden tot de arbeids
markt.
In Nederland geniet het huishouden
waarin één van de partners geen inko
men heeft, bescherming. Zowel in de
sociale zekerheid als in de belasting is
een aantal voorzieningen voor de al
leenverdiener ingebouwd. Voorbeelden
zijn het meeverzekeren van de partner
zonder dat deze extra premie hoeft te
betalen en de overdraagbare basisaf
trek in de belasting.
Volgens de huidige regels is een
vast bedrag van het inkomen vrijge
steld van belastingen, de zogenaamde
belastingvrije voet. In huishoudens met
slechts één kostwinner kan de niet-ver-
dienende partner zijn of haar belasting
vrije voet overdragen aan de kostwin
ner. Indien de partner van de alleen
verdiener tot de arbeidsmarkt toe
treedt, moet de ander meer belasting
betalen. Per saldo gaat het tweetal er
slechts weinig op vooruit. Ook al om
dat het werken door beide partners
vaak extra kosten met zich brengt (bij
voorbeeld kinderopvang), vormt deze
overdraagbare basisaftrek een ont
moediging voor vrouwen om een baan
te nemen.
Door de WRR is daarom voorge
steld om de overdraagbaarheid van de
basisaftrek af te schaffen. Afschaffing
leidt echter wel tot een lager netto inko
men voor alleenverdieners (zij betalen
méér belasting). Dit is een ongewenste
ontwikkeling, met name voor alleenver
dienersgezinnen met kinderen. De
WRR stelt dan ook voor de extra belas
tingopbrengsten direct 'terug te geven'
in de vorm van een hogere kinderbij
slag. Zonder dat er nadelige gevolgen
zijn voor gezinnen met kinderen en
zonder dat het de overheid extra geld
kost, is dan sprake van grotere moge
lijkheden voor werkende vrouwen.
Het aantal werkende vrouwen wordt
ook geremd door het gebrek aan kin
deropvang. In 1987 vormde het tekort
aan opvang een belemmering voor
11% van de vrouwen die wilden gaan
werken of méér wilden gaan werken.
Op grond van de Tijdelijke Stimule
ringsregeling Kinderopvang wordt be
lastinggeld gereserveerd voor uitbrei
ding van de kinderopvang. Naar ver
wachting zal hierdoor de kinderopvang
in 1992 met 90 000 plaatsen zijn toe
genomen. Een snellere uitbreiding stuit
op huisvestingsproblemen en proble
men met de personeelsbezetting.
Ook na 1992 acht de WRR een uit
breiding van de kinderopvang van be-
lang om meer vrouwen de gelegenheid
te geven een baan te nemen. Hierbij is
overigens wel van belang dat niet al
leen de opvang van kinderen tot vier
jaar wordt gestimuleerd en uitgebreid,
maar zeker ook de opvang van oudere
kinderen (met name buitenschoolse
opvang).
Banen beschikbaar
Aan de hand van de aanbevelingen
van de WRR kan de regering zich bui
gen over de vraag welke veranderin
gen nodig zijn in de sociale zekerheid
en het belastingstelsel en wat er moet
gebeuren met de kinderopvang. De
voorgestelde afschaffing van de over
draagbare basisaftrek ligt politiek ge
voelig, omdat de inkomenspositie van
alleenverdieners verslechtert. Dit ad
vies mag dan ook niet los worden ge
zien van de compenserende voorstel
len op het gebied van de kinderbijslag.
Voor wat betreft het zorgen voor
meer kinderopvang moet worden op
gemerkt dat dit niet alleen een zaak
van de overheid is. Hier liggen ook
taken voor het bedrijfsleven. Zo zijn in
de CAO voor het bankwezen bepalin
gen opgenomen ter stimulering van de
kinderopvang binnen het bankbedrijf.
De hiervoor geschetste maatrege
len vergroten weliswaar de kans dat
vrouwen zich (opnieuw) melden op de
arbeidsmarkt, maar ze bieden zeker
geen garantie dat de arbeidsparticipa
tie werkelijk toeneemt. Er moeten im
mers ook banen beschikbaar komen.
Het is voor de Nederlandse economie
van belang dat tegenover het aantal
niet-werkenden een groter aantal wer
kenden (zowel mannen als vrouwen)
komt te staan. Een van de taken van
de overheid is dan ook het bevorderen
van investeringen, aangezien hierdoor
de werkgelegenheid kan toenemen.
In Nederland werken
vrouwen gemiddeld
minder uren buitens
huis dan elders in de
EG.
7 Rabobank 8/91