Gevraagd:
meer vrouwen
met een baan
Vrouwen op de arbeidsmarkt
Het aandeel van vrouwen op de arbeidsmarkt
blijft in Nederland nog steeds achter bij dat in
de ons omringende landen. Een grotere rol
van vrouwen is gewenst uit een oogpunt van
emancipatie, maar is ook een puur econo
mische noodzaak. Er zijn (overheids)-
maatregelen nodig om het voor vrouwen
interessanter te maken om buitenshuis te
werken.
Sinds het begin van de jaren zestig
is het aantal vrouwen met een baan
-ook relatief gezien- fors toegenomen.
Nam toen nog amper een kwart van de
vrouwen deel aan het arbeidsproces,
eind jaren tachtig was deze arbeids
participatie van vrouwen opgelopen tot
44%. De stijging heeft zich met name
de laatste twintig jaar voltrokken.
Opvallend is dat het grotere aantal
vrouwen met een baan gepaard is ge
gaan met een geringer aantal werken
de mannen, waardoor de totale ar
beidsmarktparticipatie vrijwel op het
zelfde niveau is gebleven (zie de gra
fiek). Dit betekent overigens niet dat als
meer vrouwen gaan werken, mannen
de arbeidsmarkt verlaffen om zich bezig
te houden met het huishouden. Bij na
der onderzoek blijkt dat de afname van
het aantal werkende mannen in Neder
land zich met name heeft voorgedaan
bij de groep tussen de 55 en 64 jaar.
De reden ligt daar veeleer in het feit dat
zij afvloeien via WAO en VUT.
Nederland neemt, vergeleken met
de overige EG-landen, op het gebied
van de arbeidsmarkt van zowel vrou
wen als mannen een middenpositie in.
De arbeidsmarktparticipatie van man
nen in Nederland was in 1987 met 73%
gelijk aan het EG-gemiddelde. die van
Nederlandse vrouwen lag in dat jaar
met 42% iets onder dat gemiddelde.
Op dit punt loopt Nederland dus niet
uit de pas met de andere Europese
landen. Dat de laatste tijd in ons land
toch zoveel wordt gediscussieerd over
de noodzaak om tot een hogere ar
beidsdeelname te komen, heeft dan
ook een andere oorzaak. Daarvoor
moeten we kijken naar de arbeidsparti
cipatie uitgedrukt in arbeidsjaren. De
voorgaancie percentages hadden be
trekking op het aantal werkzame per
sonen. Iemand die 20 uur werkt, telt
net zo zwaar mee als iemand met een
baan van 40 uur. Door deeltijdwerk om
te rekenen in volledige banen ontstaat
een ander beeld.
Hoewel het aantal werkende vrou
wen in de afgelopen dertig jaar is toe
genomen, blijkt het totaal aantal door
hen gewerkte uren nauwelijks te zijn
veranderd. Uitgedrukt in arbeidsjaren
werkte begin jaren zestig 25% van de
vrouwen, eind jaren tachtig was dit
26%. Er werken meer vrouwen, maar
ze werken korter. Het totaal aantal
uren dat door mannen wordt gewerkt,
is de laatste dertig jaar zelfs gedaald
door de kortere werkweek en doordat
het aantal werkende mannen is afge
nomen.
Als de arbeidsmarktparticipatie in
arbeidsjaren wordt vergeleken met die
in de overige EG-landen, blijkt Neder
land onderaan uit te komen. Tegenover
de Nederlandse participatie door vrou
wen van 26% staat een EG-gemiddel-
de van 35%. Ook voor de Nederlandse
mannen ligt de deelname met 65% ver
onder het EG-gemiddelde van 71,5%.
Alleen Spanje heeft nog lagere cijfers
voor zowel vrouwen als mannen.
Economische noodzaak
Vergeleken met andere Europese
landen zit Nederland in de achterhoe
de, waar het gaat om het aantal door
vrouwen bezette arbeidsuren. Een gro
tere inbreng van vrouwen in het ar
beidsproces wordt om een aantal rede
nen wenselijk geacht. Vaak wordt het
argument van emancipatie gebruikt,
maar er zijn in toenemende mate ook
economische motieven.
Steeds meer vrouwen nemen deel
aan steeds hoger onderwijs. Indien
deze vrouwen vervolgens niet of slechts
beperkt actief zijn op de arbeidsmarkt,
ontvangt de overheid van hen geen be
lasting uit arbeidsinkomen. De omvang
rijke investering in de vorm van onder
wijsuitgaven wordt dus door de over
heid niet voldoende terugverdiend.
Ook de ontwikkeling van de bevol
kingssamenstelling maakt een verho
ging van het aantal werkende vrouwen
gewenst. Als gevolg van vergrijzing
(steeds meer ouderen) en ontgroening
(steeds minder jongeren) komen per
saldo minder mensen beschikbaar om
het werk te doen. Om toch alle vacatu
res te kunnen vervullen, is een grotere
arbeidsparticipatie van vrouwen nodig.
Tevens betekenen vergrijzing en ont
groening dat tegenover het aantal
mensen met een uitkering steeds min
der werkenden komen te staan. Groei
ende bedragen voor uitkeringen moe
ten door minder werkenden worden
opgebracht. De betaalbaarheid van de
sociale zekerheid komt hierdoor in het
gedrang. Een grotere arbeidsparticipa
tie, dus ook van vrouwen, kan de ver
houding tussen werkenden en niet-
werkenden verbeteren.
Met het oog op de Europese een
wording wordt het steeds belangrijker
dat Nederland op terreinen als weten
schappelijke. technische en fysieke in
frastructuur kan blijven concurreren
met het buitenland. Van onder meer de
overheid vraagt dit aanzienlijke inves
teringen. Deze investeringen zijn ook
al noodzakelijk om welvaart en welzijn
in ons land op peil te houden. Ook in
de economie geldt immers dat stilstand
achteruitgang is. Het gaat hierbij om
omvangrijke bedragen. Als meer men
sen werken, kunnen de benodigde
middelen worden verkregen via aan
vaardbare premie- en belastingtarie
ven.
Belastingvrije voet
In het recente rapport 'een werkend
perspectief' van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)
worden aanbevelingen gedaan om de
deelname van vrouwen aan het ar-
Arbeidsmarktparticipatie (deelnemingspercentage in personen)
100
80
60
40
20
0
I
drs. E.J.T.M. de Werdt
Algemeen
Economisch
Onderzoek
1960
1971
mannen vrouwen
Bron OECD, historical statistics 1960-80
1988
totaal