NES0TRA Handel met Oost-Europa voor Oost-Europa verflauwd, behalve als het gaat om berichten over het slui merende en soms fanatieke nationalis me, de enorm onderschatte kosten van de economische ombouw en de drei gende migratie naar het Westen. Er wordt nog weinig goed nieuws uit het gebied gemeld. Welvarende medebewoners Zeker is dat er Oost en West veel aan gelegen moet zijn om de huidige pessimistische kijk om te buigen in een optimistische realiteit. Er valt voor West-Europa veel te winnen bij welva rende medebewoners in het Europese Huis. Daarmee wil nog niet gezegd zijn dat een goede toekomst verzekerd is. Immers, de radicale 'ombouw' van de Oosteuropese landen en de Sovjetunie is een onderneming, waarvan het suc ces niet vaststaat. Wel is het zo dat een sterke inzet van de Nederlandse en andere westerse overheden en van het georganiseerde bedrijfsleven (met name de uitvoer- en de transportsecto ren) voor Oost-Europa uit zakelijk oog punt hoogrenderend kan worden. Nederland handelt op dit moment relatief weinig met Oost-Europa: in 1990 vond ruim f 3,8 miljard (1,6%) van de Nederlandse goederenuitvoer zijn bestemming in Oost-Europa en de Sovjetunie. De invoerwaarde bedroeg f 5,3 miljard en stelt ook relatief weinig voor (2,3%). Het hele gebied met ruim 400 miljoen inwoners had voor Neder land een even groot handelsbelang als het relatief kleine Zweden met maar 8,5 miljoen inwoners (grafiek 1). In het verleden is dat wel anders geweest. Met name in de jaren twintig en dertig handelde Nederland intensief met Oost-Europa (zie grafiek 2). Mid den jaren dertig waren de Oosteurope se landen voor onze handel van even groot belang als de Verenigde Staten van Amerika. De crisisjaren en de Tweede Wereld oorlog deden de handel met de Sov jetunie tot bijna nul dalen. De herople ving van de wederzijdse handel vlak na de oorlog heeft maar kort geduurd. Dit is met name te verklaren uit de tra gische deling van Europa. Slechts in de eerste helft van de jaren tachtig nam de invoer (van brandstoffen) uit de Sovjetunie een behoorlijke omvang aan. Opleving eerste kwartaal Terwijl 1990 ondanks de politieke veranderingen nauwelijks een veran dering van de handel met Nederland te zien gaf, lijkt er in 1991 wel sprake te zijn van een opleving. De Nederlandse uitvoer naar Oost-Europa lag in het eerste kwartaal bijna een kwart hoger dan in dezelfde periode van 1990. Maar dit komt niet voor rekening van alle landen. De uitvoer naar Roe menië, Bulgarije en de Sovjetunie bleef in het slop. Naar andere landen groei den de uitvoerstromen wel. Voor Tsje- cho-Slowakije en Hongarije zijn -na stagnatie in 1990- de eerste resultaten van 1991 positief. Polen spant de kroon. In 1987 kocht dit land nog voor slechts f 400 miljoen aan Nederlandse waar, vorig jaar was dat bedrag al ver dubbeld en -als het eerste kwartaal maatgevend blijkt- zou voor 1991 de uitvoerwaarde naar Polen in de orde van f 2 miljard kunnen komen. Het is met name de Poolse kooplust in Ne derland die begin dit jaar voor een op leving in de handel met de 'Oost' heeft gezorgd. In vergelijking met de totale Nederlandse export gaat het overigens nog steeds om beperkte bedragen. Aan de Nederlandse invoerzijde is het eveneens Polen dat in positief op zicht opvalt. De import uit dit land nam vorig jaar met een kwart toe, uit Hon garije met 12 Joegoslavië, Tsjecho- Slowakije en de Sovjetunie wisten hun uitvoer naar Nederland niet substan tieel te vergroten. Voor Bulgarije, Roe menië en Albanië was zelfs sprake van een forse daling. Uiteenvallen structuren Alle Oosteuropese landen hébben te maken met een aanzienlijke daling van de binnenlandse produktie en een uiteenvallen van de onderlinge han delsstructuren. De COMECON, de Oosteuropese tegenhanger van de Eu ropese Gemeenschap, bestaat sinds kort niet meer. Tot eind vorig jaar ver liep nog meer dan de helft van de han del tussen de COMECON-landen via een complex ruilhandelssysteem met eigen valuta en prijzen, sinds kort doet men het daar 'normaal'. De rekeningen luiden voortaan in harde valuta, de prij zen worden aangepast aan het wereld niveau. Door dit laatste moeten de Oosteu ropese landen naar schatting jaarlijks 6 tot 10 miljard dollar extra betalen voor grondstoffen en energie uit de Sovjet unie. Nu betalingen in harde valuta plaatsvinden, zullen de Oosteuropese industrieprodukten in de Sovjetunie moeten concurreren met produkten uit de westerse of Aziatische marktecono mieën. Voor het vinden van leveranciers of afzetmarkten in de buurlanden kunnen de individuele bedrijven niet langer de planningsbureaucratieën in de Oosteu ropese hoofdsteden inschakelen. Het onmiddellijke gevolg is dat de handel tussen de meest vanzelfsprekende partners, namelijk de directe buurlan den, naar het zich laat aanzien volko men zal stilvallen. Het dooreenschudden van het oude handelssysteem heeft voor de handels partners buiten de regio tot gevolg dat er in eerste instantie zowel meer vraag als aanbod uit Oost-Europa op hen afkomt. Of deze belangstelling kan worden om gezet in transacties, is een kwestie van enerzijds kwaliteit van de Oosteuropese produkten en anderzijds de beschik baarheid van harde valuta voor de Oost europese importeur. Wat deze punten betreft mogen voor de korte termijn met name Polen, maar ook Hongarije en Tsjecho-Slowakije als meestbelovende landen voor de Nederlandse im- en ex port worden beschouwd. Achterstand inhalen Nadere beschouwing van de han delscijfers met deze drie meestbelo vende landen leert dat de Oosteurope anen hun consumptieve achterstand willen inlopen. De invoer van investe ringsgoederen (zie grafiek 3) stagneert danwel daalt. Daarentegen is de invoer van consumptiegoederen de laatste tijd in sterke opmars, waarbij Tsjecho- Slowakije als positieve uitzondering kan worden genoemd. Onder meer de transportsector kan veel baat hebben bij een welvarend Oost- Europa. 27 Rabobank 8/91 nEPECTP0MKA3KCnPECC

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 27