Europese mengvoederindustrie i *- 80% de prijs van mengvoer. Daardoor kunnen geringe prijsfluctuaties, al of niet onder invloed van het EG-beleid, tot grote verschuivingen in gebruik van de verschillende grondstoffen leiden. De in vergelijking met de wereld marktprijs hoge interne EG-graanprijs heeft het gebruik van alternatieve grondstoffen gestimuleerd. Deze zoge naamde 'graanvervangers' zijn niet of nauwelijks aan invoerheffingen onder worpen op grond van een in 1962 ge sloten GATT-overeenkomst. Vooral ge bieden in de buurt van zeehavens heb ben hiervan geprofiteerd. Deze situatie staat dan ook niet voor niets bekend als het 'gat van Rotterdam'. Via de Rotterdamse haven worden de meeste veevoedergrondstoffen van buiten de EG geïmporteerd. Hoewel het totale grondstoffenver bruik in de loop der jaren sterk is ge stegen, wordt er -mede door het bo venstaande- in het mengvoer steeds minder graan gebruikt. In 1983 be droeg het graandeel nog bijna 40%, maar dit was in 1989 al teruggelopen tot iets meer dan 30%. De Europese Commissie zou het graanverbruik graag zien toenemen, maar een deel van de 'graanvervangers' zal zeer lang concurrerend kunnen zijn ten opzichte van granen. Deze grondstoffen zijn im mers bijprodukten van de voedings middelenindustrie, die ongeacht de prijs toch op de markt komen. Nederland voorop De vraag naar mengvoeder staat sterk onder invloed van de omvang van de veestapel en het mengvoeder- verbruik per dier. Hoe groot de veesta pel is, wordt op haar beurt grotendeels bepaald door de vraag naar dierlijke produkten en het EG-beleid. Nu binnen de EG voor veel produkten (meer dan) in de eigen behoefte kan worden voor zien, is niet alleen de vraag van de consument bepalend voor de afzet van dierlijke produkten, maar speelt ook de Europese landbouwpolitiek een rol. Veel maatregelen, denk bijvoorbeeld aan de superheffing, beïnvloeden de afzetmogelijkheden. Niet in alle EG-landen geven de veehouders hun dieren evenveel mengvoer; de verschillen zijn zelfs aanzienlijk (zie de grafiek). Nederland loopt voorop in mengvoedergift, wat vooral veroorzaakt wordt door de in tensieve produktiewijze. Naarmate de landbouw verder ontwikkeld is en er sprake is van een intensievere produk- tie en concentratie van landbouwbe drijven, ligt in het algemeen het meng- voederverbruik per dier hoger. Daarnaast is het zelfmengen, waar bij de veehouder zijn zelfverbouwde voer aanvult met vitaminen en minera len uit de fabriek, van invloed op de vraag naar mengvoeder. Dit laatste komt met name veel voor op grote ge mengde bedrijven in Denemarken en op kleinere bedrijven in Beieren en de zuidelijke EG-staten. Verder daalt de mengvoerconsumptie per dier door de steeds betere omzetting van voer in dierlijk produkt. Eén van de factoren die de toekom stige afzetmogelijkheden van mengvoer zal beïnvloeden, is de milieuproblema tiek. Niet alleen in Nederland is de vee stapel zo geconcentreerd dat het milieu schadelijke gevolgen ondervindt van de mest. Ook Vlaanderen, Bretagne, het Po-gebied en Denemarken kennen milieumaatregelen die uitbreidingsmo gelijkheden ongunstig beïnvloeden. Hierdoor is de mengvoederindustrie min of meer gedwongen om een bijdrage te leveren aan een schoner milieu. Zij doet dit onder andere door de ontwikkeling van aangepaste voeders, de ontwikke ling van stalsystemen met een geringe re uitstoot van ammoniak en door deel te nemen in projecten voor grootschali ge mestverwerking. In Nederland bestaat nog steeds het gevaar dat, als het mestprobleem onvoldoende wordt aangepakt, de vee stapel ingekrompen moet worden. De gevolgen voor de mengvoederindustrie laten zich dan makkelijk raden. Herstructurering Op grond van de veranderende om standigheden en de mede daardoor beperkte afzetgroei is de laatste jaren een herstructureringsproces gaande. Hierdoor neemt vooral het aantal klei- Mengvoerconsumptie per dier 1988 kg 1200 1000 - 800 - 600 - Bonds- Frank- Italië Neder- België Groot- Ier- Dene Spanje Portu- republiek rijk land Brittannië land marken gal Rund Varken nere producenten (capaciteit minder dan 50 000 ton) sterk af. Deze bedrij ven laten zich overnemen, fuseren of staken hun activiteiten. De herstructurering uit zich dus veelal in schaalvergroting en vermin dering van de produktiekosten. Daar naast zijn er bedrijven die zich richten op integratie. Zij breiden hun activitei ten uit tot andere delen van de produk- tiekolom. Dat zien we bijvoorbeeld in de pluimveesector, waar het voorkomt dat één onderneming zowel de produk- tie van mengvoer, het mesten van pluimvee als de slachterijen beheert. In Nederland is Integrale Ketenbe- heersing (IKB) een specifieke vorm van samenwerking binnen de produk- tiekolom: primaire producenten, veteri naire diensten, slachterijen, mengvoe derproducenten en eventuele leveran ciers van uitgangsmateriaal werken nauw samen ter handhaving en ver groting van de kwaliteit van het dierlij ke produkt. Voordeel van integratie is dat de af zet van mengvoeder veilig gesteld wordt en dat de kwaliteit van het uitein delijk dierlijke produkt kan toenemen, waardoor de vraag naar die produkten positief beïnvloed wordt. Ook kan zo beter voldaan worden aan de eisen van de consument en het grootwinkel bedrijf. Andere mogelijkheden om in te spe len op de veranderende omstandighe den zijn specialisatie en differentiatie. Door een gericht produktenpakket, bij voorbeeld voer voor huisdieren, kun nen bedrijven zich onderscheiden van de concurrentie. Met name kleinere ondernemingen kiezen deze richting, ook al omdat zij veel minder kunnen profiteren van schaalvoordelen bij de inkoop van grondstoffen en de verwer king ervan. Vraag onder druk In de noordelijke EG-landen zal de vraag naar mengvoeder onder druk Vervolg op pagina 30 ir. H.W. Roelfsema Bedrijfstakonderzoek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 23