abnamro Holding n v Rabobank Q N B POSTBANK GROEP (V Het Nederlandse bankenlandschap kantoren in de totale kredietverlening is echter bij de Rabobank (10%) en de NMB Postbank Groep (15%) relatief gering. De ontwikkeling van de toever trouwde middelen is in de jaarversla gen af te lezen uit de balansposten Spaargelden, Deposito's en Crediteu ren. Alleen bij de NMB Postbank Groep namen deze middelen in 1990 minder toe dan in het voorgaande jaar. De aangesloten banken van de Rabo- bankorganisatie zagen de toevertrouw de middelen voor het eerst in jaren sterker groeien dan de kredietverle ning. Uit dien hoofde was er dan ook bij deze organisatie weinig behoefte aan aanvullende lange middelen. Als gevolg van de gedaalde aande lenkoersen, het onzekere beurskli- maat, de hoge korte rente en de stij ging van de vrij beschikbare inkomens door de 'Oort'-operatie nam de reeds ingezette groei van de spaarmiddelen -waaronder ook de particuliere termijn deposito's - verder toe. De drie grote banken kregen binnen de spaarmidde len te maken met een verschuiving van spaarrekeningen naar hoger ren tende deposito's. Dit was vooral het gevolg van de relatief hoge geldmarkt rente, waardoor de geldmarktrente soms zelfs boven de kapitaalmarktren te lag (de zogenaamde omgekeerde rentestructuur). Ook de zakelijke depo sito's lieten een flinke groei zien. Dit laatste wijst op ruimere liquiditeitsver houdingen in de bedrijvensector. Baten De baten zijn opgebouwd uit rente-, provisie- en andere baten. Tot deze laatste categorie horen onder meer de resultaten uit deelnemingen, valuta- en effectenkoersverschillen. Alleen bij de Rabobankorganisatie (zowel inclusief als exclusief Interpolis) trad er een ver snelling op in de groei van de totale baten. De groei van de interestbaten was voor de ABN AMRO Holding en de Rabobankorganisatie groter dan in 1989. Bij de ABN AMRO Holding was dit volledig te danken aan het buiten- landbedrijf. Evenals in 1989 hadden de ABN AMRO Holding en de NMB Post bank Groep, meer dan onze organisa tie, last van de vlakke en soms zelfs omgekeerde rentestructuur. Wel meld den alle drie de grootbanken een ver slechtering van de rentemarge in het binnenlands bedrijf. Voor de Rabo bankorganisatie betrof dit slechts een geringe achteruitgang, terwijl de NMB Postbank Groep een aanzienlijke ver slechtering van bijna 8% liet zien. De provisiebaten namen alleen bij de Rabobank in absolute bedragen af ten opzichte van 1989. Deze afname werd voornamelijk veroorzaakt door de consolidatie van Interpolis (vanaf 1 juni). Dit had namelijk tot gevolg dat een deel van de provisie-ontvangsten van de aangesloten banken wegviel te gen de provisiebetalingen door Inter polis. Exclusief het Interpolis-effect ble ven de provisiebaten nagenoeg gelijk aan die van 1989. Binnen de provisiebaten noteerden de drie grote banken een stijging van de provisies uit het betalingsverkeer. Deze toename liep uiteen van 13,6% bij de NMB Postbank Groep tot 21,2% bij de Rabobank. Dit laatste stijgings- perscentage was mede een gevolg van de door de Rabobank doorgevoer de maatregelen voor het zakelijke be talingsverkeer. Als gevolg van het slechte beursklimaat van het afgelopen jaar liepen de provisies uit het effec tenbedrijf overal terug. Het Nederlandse bankenlandschap Dit is de vierde aflevering uit een serie artikelen over banken in Neder land en over de ontwikkelingen die zich in deze sector voordoen. De vorige afleveringen verschenen in augustus en november 1990 en in februari 1991. In de cijfers van alle drie grote ban ken is een groei terug te vinden van de andere baten. De Rabobank zag deze post uitzonderlijk toenemen, met maar liefst 152%. Voor een groot deel was dat het gevolg van de consolidatie van Interpolis; éénmalige inkomsten uit in cidentele verkopen van minderheids deelnemingen (Lease Plan Holding en Van Lanschot) speelden echter ook een rol. Bij de ABN AMRO Holding was het wederom het buitenlandbedrijf dat voor de groei zorgde. Lasten De drie grote banken zagen in 1990 hun lasten sneller toenemen dan de baten. Dit had tot gevolg dat de baten/lasten-verhouding. welke een maatstaf is voor de produktiviteit, ver slechterde. De lastenstijging liep uiteen van 6,0% bij de NMB Postbank Groep tot 14,8% bij de Rabobankorganisatie (inclusief Interpolis). Exclusief Interpolis zou de lastenstijging bij de Rabobank zijn uitgekomen op 10,6%. De toename van de lasten bij de ABN AMRO Hol ding met 12,4% werd opwaarts verte kend door (buitenlandse) acquisities. De personeelslasten (salarissen, pensioen- en sociale lasten) lieten zo wel bij de Rabobankorganisatie als bij de ABN AMRO Holding een duidelijke versnelling in de groei zien; de NMB Postbank Groep noteerde een vertra ging in de groei. Exclusief Interpolis nam het personeelsbestand bij de Rabobankorganisatie toe met 1 500 personen, ofwel bijna 4.5%. Het groot ste deel van de nieuwe medewerkers kwam in dienst van de aangesloten banken, waar het personeelsbestand met 1 242 personen toenam. Voor alle drie de grootbanken geldt dat de groei van het buitenlandse personeelsbe stand sterker was dan die in het bin nenland. Bij de ABN AMRO Holding nam in eigen land het aantal medewer kers zelfs af. De andere lasten (onder meer huis vesting, automatisering en reclame) Tijdens de presentatie van de jaarcijfers bleek dat 1990 voor de drie grote Nederlandse banken niet in alle op zichten een gemakke lijk jaar was Drs. P.M. Gout Stafgroep Economisch Onderzoek 29 Rabobank 6*7/91

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 29