Parijs,
een vernieuwd
financieel centrum
Financieel Parijs
Franse bankiers hebben
vanouds een rol van
betekenis gespeeld in de
internationale financiële
wereld. En in vergelijking tot
de Europese collega's
beschikken Franse banken
over de meeste buitenlandse
kantoren. Maar toch speelde
Parijs aan het eind van de
jaren zeventig slechts een
bescheiden rol in het
internationale financiële
verkeer. Het was -mede door
de sterke afscherming van
het Franse financiële
systeem- een vrij gesloten
centrum. De Franse frank had
daardoor weinig
internationale uitstraling. In
de jaren tachtig zijn hierin
echter veel veranderingen
opgetreden.
De strakke financiële regulering van
de jaren zeventig was Raymond Barre,
die in de periode 1976-1980 premier
was, een doorn in het oog. Hij wenste
een harde munt, een stabiel econo
misch beleid en open financiële mark
ten, drie beleidsprincipes die onderling
nauw met elkaar in verband staan. Hij
zag in dat een sterke mate van over
heidsingrijpen op financiële markten
verstarring van de onderlinge concur
rentieverhoudingen in de hand werkt,
waardoor de algemene economische
ontwikkeling ook belemmerd wordt.
De opwaardering van Parijs als
financieel centrum vond daarna in een
aantal etappes plaats. In de jaren
1980-1984 stond een herziening van
het monetaire beleid centraal. De pe
riode 1985-1986 liet vooral een liberali
satie van de binnenlandse financiële
markten zien. Hierna kwamen de mo
dernisering van de beurs, de vrijma
king van het externe kapitaal- en de-
viezenverkeer en de ontwikkeling van
nieuwe financiële instrumenten aan de
beurt.
Monetaire veranderingen
De Franse economie begon de ja
ren tachtig met een inflatie van 13%,
waardoor het vertrouwen in het Parijse
financiële systeem niet groot was.
Twee mechanismen werkten aan de
forse prijsstijgingen mee, namelijk de
loon-prijsspiraal en het te ruime mone
taire beleid. De eerste werd in de na
volgende jaren grotendeels uitgescha
keld.
Het monetaire beleid werd ook in
grijpend herzien. Men stapte geleidelijk
af van het zogenaamde 'encadrement
du credit', waarbij de overheid een
strakke greep had op de rentestanden
en de kredietverlening van het bank
wezen. Daarvoor in de plaats kwam
een meer indirect systeem, waarbij de
centrale bank via de rente de groei van
de geldhoeveelheid reguleert. Daar
naast werd de doelstelling van het mo
netaire beleid verschoven naar inflatie-
bestrijding en -sinds 1983- naar een
sterke munt.
Het hoognodige herstel van de in
vesteringen werd voorts bevorderd
door de renteregulering af te schaffen
en de concurrentie tussen de banken
onderling en met andere financiële in
stellingen te vergroten. In 1984 werd
daartoe een nieuwe barikwet geïntro
duceerd. Hierdoor werden de bedrijven
minder afhankelijk van de banken. Zij
konden vermogen aantrekken via parti-
cipatiebewijzen en het werd hun toege
staan depositocertificaten uit te geven.
Een groot succes werden de zoge
naamde SICAV's, open beleggings
fondsen gericht op het grote publiek,
waarvan de inkomsten werden vrijge
steld van belasting. Aanvankelijk werd
er vooral in aandelenkapitaal van het
bedrijfsleven geïnvesteerd; later wer
den ook geldmarktbeleggingen toege
staan. Ze werden in 1984 geïntrodu
ceerd door de banken, die zo hun mid
delenvoorziening konden vergroten en
ze vormden voor het publiek een zeer
aantrekkelijk en flexibel spaarinstru-
ment. Eind 1990 beliep het uitstaande
vermogen van de SICAV's maar liefst
ruim f 450 miljard (20% BNP). Hiervan
is 65% in handen van de gezinnen en
17% van institutionele beleggers.
Liberalisatie
De jaren 1985-1986 stonden in het
licht van liberalisatie van de deviezen-
en kapitaalrestricties. Tevens werd een
aantal belangrijke bedrijven die tot dan
in handen waren van de staat, waar
onder enkele grote banken, geprivati
seerd. De sterke versnippering van de
bancaire markt vanwege de vele uit
zonderingsposities en privileges van
diverse instellingen werd geleidelijk
aangepakt. Rentesubsidies verdwenen
grotendeels. Het vaste syndicaat van
overheidsemissies verviel: buitenland
se banken werden erin uitgenodigd. In
vervolg hierop verdween later voor de
Crédit Agricole de exclusiviteit van de
agrarische kredietverlening, terwijl de
Crédit Mutuel deels werd ontdaan van
het privilege van het Livret Bleu, een
spaarrekening met belastingfaciliteiten.
De beursmakelaars werd het mono
polie van de beursvloer ontnomen en
later werden tevens de vaste commis
sies geschrapt. Hierdoor kwamen er
velen in de problemen. Tweederde van
de makelaars werd partij bij fusies of
overnames, met name met en door
buitenlandse instellingen, waaronder
een aantal Nederlandse banken.
In 1986 ging de Parijse termijnmarkt
Matif (Marché a terme international de
France) van start, die de grote concur
rent van Londen werd. Het belangrijk
ste produkt is een contract op een
fictieve Franse staatslening met een
coupon van 10% en een looptijd van
10 jaar, 'Notionnel' genoemd. Onlangs
J.J. vari Antwerpen
Internationaal
Onderzoek
9 Rabobank 5/91