Frankrijk 'en profil' minder voldoen. Flinke delen van de binnenlandse markt kwamen zodoen- de in handen van buitenlandse produ centen, voornamelijk uit de EG. Het overschot dat Frankrijk lange tijd op de handelsbalans van industrieprodukten vertoonde, smolt geleidelijk weg en sinds 1984 prijkt er jaarlijks een tekort. Het marktverlies van de sectoren auto's, huishoudelijke apparaten en machines is groot en ging met heel wat desinvesteringen gepaard. Het tekort in de handel met de Bondsrepubliek (in de jaren 1987-1989 gemiddeld Ffrs. 50 miljard) en de hoge netto-invoerreke- ning van energie (in die periode gemid deld Ffrs 80 miljard) vormen voor de Fransen een grote frustratie. De nood zaak van de invoer van olie en gas tast de onafhankelijkheid aan, iets waar voor men zeer gevoelig blijft. De 41 kerncentrales staan er niet voor niets; ze reduceerden de buitenlandse ener gieafhankelijkheid overigens reeds van 80% tot 40%. Het ruime handelstekort met de Duitsers wijt men duidelijk aan het eigen overheidsbeleid en niet zozeer aan de potentie van het Franse bedrijfsleven. Op hoogtechnologisch gebied, onder meer op het gebied van telecommunicatie en lucht- en ruimte vaart, overklassen de Fransen hun grootste concurrent. Mede daarom richten de Fransen zich in toenemende mate op de eisen van de Duitse markt, die het grootste exportafzetgebied vormt. En terecht, want de welvarende Duitse markt is een model voor geheel Europa. Individualiteit, kwaliteitsbesef, na zorg en goede marketing staan nu meer dan ooit in de aandacht van het Franse bedrijfsleven. Hoewel het han delsbalanstekort met West-Duitsland in 1990 met Ffrs. 15 miljard terugliep, is dit voornamelijk toe te schrijven aan de extra vraag die door de Duitse eenwor ding werd opgeroepen. Een duidelijke Franse verovering van marktaandelen in Duitsland zal nog enige jaren ver gen. Regionale perspectieven De autoriteiten kijken niet alleen naar Europa, ze hebben sinds enige jaren tevens meer oog gekregen voor de ontwikkeling in de Franse regio's. 'Decentralisatie', klonk het vanuit Pa rijs. Kort na de tweede wereldoorlog stond dit onderwerp ook op de agenda, maar het lijkt erop dat de daad nu bij het woord wordt gevoegd. Zo hebben de 22 Franse bestuurlijke regio's sinds 1982 meer vrijheid om hun eigen eco nomische ontwikkeling gestalte te ge ven. De Prefect, die aan het hoofd van de regio staat, werd daarbij meer ma nager en minder lintjesknipper. Niet alleen krijgen de regio's voort aan meer middelen uit de centrale kas, ze mogen ook tot op zekere hoogte zelfstandig middelen op de financiële markten aantrekken. Dit resulteerde in een flinke uitbreiding van nationale en lokale investeringen op infrastructureel gebied. De grotere autonomie is van we zenlijk belang voor de Franse rol in de Europese integratie. Het land vervult immers een belangrijke schakelfunctie tussen Noord- en Zuid-Europa. Som mige regio's bezitten qua structuur reeds een goede uitgangspositie. Zo als Alsace en Rhóne-Alpes, die tot de economisch snelst groeiende gebieden behoren vanwege hun moderne lichte industrie en de nabijheid van het wel varende Zuid-Duitsland. Zwitserland en Noord-ltalië. In opklimmende positie bevinden zich Languedoc-Roussillon en Proven- ce-Alpes-Cöte d'Azur ter weerszijden van Marseille. Hier vormden zich de af gelopen jaren kernen van moderne in dustriële activiteiten en technologiepar ken met vooraanstaande onderzoek centra. Deze regio's vormen het mid den van de zogenaamde Europese Sunbelt, een geografisch gebied rond het westen van de Middellandse Zee, dat zich uitstrekt van Barcelona tot Triest. Door het grootschalig aantrek ken van hoogtechnologische activitei ten beloven deze regio's belangrijke economische groeipolen te worden. In tegenovergestelde richting liggen de Noordfranse regio's, waar de sane ring van de traditionele bedrijfstakken tot een lage economische groei en hoge werkloosheid leidde. Met de bouw van de Kanaaltunnel hebben zich evenwel nieuwe perspectieven geopend. Tezamen met de omliggende gebieden vormt Nord/Pas-de-Calais een belangrijke schakel tussen het Verenigd Koninkrijk/Ierland en het con tinent. Gaandeweg, naarmate de ope ning van de tunnel (medio 1993) na dert, neemt het aantal bedrijven dat zich hier wil vestigen toe. Het laat zich zelfs aanzien dat ook Champagne-Ardenne en Lorraine, met Midden-Europa op de achtergrond, de economische uitstraling zullen onder vinden. Dit is een belangrijke reden voor de sterke uitbouw van het auto routenet in de noordelijke regio's. Ove rigens geldt dit ook voor de uitbreiding van de TGV-lijnen (supersnelle trein), waarbij ook het vrachtvervoer per TGV zal worden gestimuleerd. De gebieden die van al deze ont wikkelingen voorlopig het minst profite- Vervolg op pagina 30 Op het gebied van te lecommunicatie is het Franse bedrijfsleven sterk ontwikkeld. Het videotexsysteem Mini tel heeft een voor beeldfunctie voor ont wikkelingen in andere landen. plooiing op buitenlandse markten, met name binnen de EG en in de Verenig de Staten. Zelfs in 1990, bij een afkoelend conjunctuurklimaat, namen Franse on dernemingen bijna 350 buitenlandse bedrijven over, waarvan 30 een inves tering van meer dan f 300 miljoen vergden. Tweederde van de acquisities vond plaats in andere EG-landen en 16% in de Verenigde Staten. In navol ging van de Franse automobielfabri kanten zijn het vooral bedrijven uit de sectoren elektronica en elektrotech niek. lucht en ruimtevaart, voedings middelen, chemie en bouwmaterialen, die produktiecapaciteit in het buiten land opbouwen. Marktverlies industrieprodukten Frankrijk registreerde traditioneel flinke overschotten in de handel met de derde wereld. De concurrentie was er veelal minder, waardoor de drang naar produktvernieuwing en kwaliteits aanpassingen niet groot was. Maar elke stap verder op de Franse wel vaartsladder ging vergezeld met een grotere binnenlandse vraag naar meer luxe en modernere goederen. Hieraan kon het Franse bedrijfsleven steeds

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 8