In deze uitgave van ons maand blad wordt veel aandacht geschonken aan de milieuproblematiek. Dit is be grijpelijk daar ons toekomstig welzijn mede zal afhangen van de mate waarin wij deze problematiek zullen oplossen. Bedrijven worden thans ge confronteerd met allerlei bepalingen uit hoofde van milieuwetgeving. Vele moeten zelfs hun bedrijfsactiviteiten aanpassen. Ook de agrarische sector krijgt te maken met een veelomvatten de milieuregelgeving. Met name de agrarische bedrijven met mestover schotten in de zogenaamde over- schotgebieden' hebben het in dit op zicht zwaar te verduren. Overheids maatregelen en -regelingen leggen een steeds zwaardere druk op de exploitatie van deze bedrijven. De normstelling is daarbij zodanig dat een inkrimping van de veestapel een dreigend perspectief lijkt te worden. Gelukkig heeft de sector zelf initia tieven ontwikkeld die dit perspectief pogen af te houden. Immers, middels grootschalige mestverwerking wordt de agrarische bedrijven de mogelijk heid geboden om op een verantwoor de wijze de mestoverschotten kwijt te raken. Het verdient aanbeveling deze initiatieven te steunen. Grootschalige mestverwerking is heden ten dage de enige mogelijkheid om de veestapel op peil te houden. Helaas biedt de technologie nog niet de mogelijkheid kleinschalige verwerking goedkoper te doen zijn dan grootschalige verwer king. Teneinde grootschalige mestver werking mogelijk te maken heeft de Rabobank (als eerste bank en tot dus ver als enige) onlangs besloten mee te werken aan de oplossing van de financieringsproblematiek. Gelet op de betrokkenheid van de bank bij de agrarische sector is de bank bereid een deel van de investering te finan cieren. Wel is gemeend te moeten be sluiten een tweetal voorwaarden te verbinden aan deze toezegging. Deze twee voorwaarden hebben betrekking op de exploitatie en op de debiteur. Grootschalige mestverwerking is thans (nog) geen rendabele bedrijvig heid. Integendeel, de kosten van aan voer van mest, van mestverwerking en van verkoop zijn hoger dan de op brengsten van de mestkorrels. Hierbij speelt een rol dat de technologie op dit terrein thans nog in de kinder schoenen staat. Het eindprodukt is begrijpelijkerwijze nog teveel afge stemd op het aanbod van de mest en kan derhalve nog onvoldoende uit gaan van de produktspecificaties van de kant van de afnemers. Zowel aan de technologie als aan de specifica ties wordt hard gewerkt. Een niet rendabele grootschalige mestverwerking is voor een financier geen lonkend perspectief. Vandaar dat de bank gesteld heeft dat er te allen tijde sprake zal moeten zijn van een op zijn minst sluitende exploitatie. Dit is mogelijk wanneer de betrokke nen (de agrarische bedrijven) bereid zijn exploitatietekorten aan te zuive ren. Dit kan middels een systeem van heffingen, te bepalen door het Land bouwschap. Als tweede voorwaarde is het ge wenst de financiering te verstrekken aan de Landelijke Mestbank. Deze kan dan de financieringsgelden door leiden naar individuele mestverwer kingsprojecten. Centrale financiering is wenselijk omdat de mestoverschot- problematiek een landelijk probleem is in de overschotgebieden. Zij vloeit met name voort uit de structuur van de intensieve veehouderij en de norm- en regelgeving van de over heid. Deze problematiek vraagt om een landelijke aanpak, waarbij ge dacht moet worden aan centrale vast stelling van budgetten van mestban ken, toetsing van oplossingsrichtingen door de Landelijke Mestbank en coör dinatie van onderzoek en marketing inspanningen. Een centrale aanpak voorkomt te vens dat de mestverwerkende bedrij ven elkaar te grote concurrentie aan doen in de afzetmarkten. In de moeilij ke beginfase lijkt dat geen gewenste situatie. Bij deze landelijke aanpak past een financiering op landelijk niveau, waarbij niet direct de indivi duele projecten, maar de structuur in haar geheel wordt gefinancierd. Er wordt wel eens beweerd dat de bank met dit beleid geen risico loopt. Ogenschijnlijk moge dit zo zijn, doch geen enkele financiële instelling en ook geen financiële instelling op co- operatieve grondslag mag en kan het zich permitteren een niet rendabele bedrijfsactiviteit te financieren. Dat zou het begin van het einde zijn. Visser S Rabobank 4/91

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 5