Wat ons bezighoudt Waar de laatste tijd vrijwel alle aandacht werd opgeëist door het Golfconflict, waren het een jaar geleden de ontwikkelingen in Oost-Europa die het wereldbeeld in hoge mate bepaalden. Met name de snelle toenadering tussen de beide Duitslanden stond toen in het middelpunt van de belangstelling. Er is alle reden om niet uit het oog te verliezen wat zich op dit moment bij onze oosterburen en met name in het voormalige Oost- Duitsland afspeelt. Een half jaar geleden werd de eenwording van de Bondsrepubliek en de DDR een feit, maar op veel terreinen zal het nog lang duren voor sprake is van een echte eenheid. Iedere keer weer blijkt hoe slecht de 'neue Lander' er op economisch gebied voorstaan. Lichtpunt hierbij is dat het gebied op zich voldoende potentie lijkt te hebben om de moeilijkheden te boven te komen. Inbreng van het internationale bedrijfsleven kan helpen om het ontwikkelingsproces te versnellen, maar biedt zeker ook mogelijkheden voor de betrokken ondernemingen. Er liggen kansen voor Nederlandse bedrijven die willen exporteren of ter plekke willen investeren. De Rabobank kan hierbij ondersteuning bieden via de eigen (ADCA-)aanwezigheid ter plekke en door het verstrekken van informatie. De speciale aandacht in dit nummer voor de 'neue Lander' is daarvan een voorbeeld. Vestigingennet Rabobanken blijft zeer uitgebreid Soms worden onderwerpen 'nieuws' die dat predikaat niet echt ver dienen. Zo verschenen na de presen tatie van de jaarcijfers van de Rabo- bankorganisatie (waarover elders in dit blad meer) koppen in de media als 'Rabobank snijdt in binnenlands kanto rennet' en 'Rabo saneert kantorennet'. Deze kopregels zijn echter vooral het gevolg van een fout in de aan de pers verstrekte informatie. Daaruit kon na melijk worden afgeleid dat het afgelo pen jaar 148 kantoren dicht gingen, terwijl het er in werkelijkheid 48 waren. Op een totaal van 2192 kantoren begin vorig jaar is dit een relatief beperkte daling. In 1990 werd een trend doorgezet die al een aantal jaren zichtbaar is. De afgelopen tijd is het aantal vestigingen geleidelijk, met enkele tientallen per jaar. teruggelopen. Het lijkt waarschijn lijk dat er ook de komende jaren nog vestigingen zullen verdwijnen, hoewel dat niet concreet kan worden aangege ven door Rabobank Nederland. Het zijn namelijk de zelfstandige, plaatselij ke banken die op grond van de lokale omstandigheden besluiten over vesti ging en opheffing van kantoren. Zij be palen het evenwicht tussen wat uit het oogpunt van dienstverlening gewenst is en wat op grond van kosten en be veiliging kan. Daarbij worden eventu ele signalen uit de plaatselijke ge meenschap in het oog gehouden, hoe wel niet altijd aan alle, veelal op emotie gebaseerde reacties tegemoet kan worden gekomen. De vestigingen die verdwijnen, zijn over het algemeen de kleinere kaskan- toren, waar men vooral komt om geld te storten en op te nemen. In veel ge vallen is het aantal bezoekers hier zo beperkt dat ze toch al niet meer dan enkele uren per dag of week waren opengesteld. De toenemende crimina liteit noopt in dit soort situaties nogal eens tot sluiting; alleen met forse in vesteringen zou aan de huidige beveili gingseisen kunnen worden voldaan. De plaatselijke bank moet beoordelen of de exploitatiekosten, die door de be veiligingsmaatregelen dus extra hoog kunnen oplopen, verantwoord zijn ten opzichte van het gebruik dat van het kantoor wordt gemaakt. Een ander facet zijn de veranderen de opvattingen over en mogelijkheden voor de distributie van bankdiensten. De Rabobankorganisatie ziet de ko mende jaren hoofdrollen voor kanto ren, apparaten en elektronische net werken. In die rolverdeling zullen ap paraten (zoals geldautomaten) en net werken (denk aan Telebankieren) met name worden benut voor routinehan delingen en standaardadviezen, terwijl de kantoren plaats van handeling zul len zijn voor de dienstverlening waarbij de cliënt persoonlijke aandacht ver wacht. De vraag is hoe kleine (kas)kanto- ren passen in deze distributiefilosofie. De routinehandelingen die hier tot nu toe plaatsvinden, worden veelal over genomen door de nieuwe distributieka nalen. Anderzijds zal het op grond van de beperkte bezetting vaak niet moge lijk zijn om in de kleinste vestigingen een gespecialiseerde advisering te bie den. Voor kleinere kantoren blijft er een functie als er vanuit de markt vol doende vraag is naar de diensten die daar kunnen worden geboden en als die dienstverlening mogelijk is tegen een redelijke kosten/batenverhouding. Al met al ligt het voor de hand dat besturen en directies van plaatselijke Rabobanken nog tot enige verdere in krimping van het aantal kantoren zul len besluiten. Tegelijkertijd is duidelijk dat de Rabobankorganisatie een uitge breid vestigingennet zal behouden, want persoonlijke dienstverlening van hoogwaardige kwaliteit blijft één van de belangrijkste uitgangspunten voor de toekomst. Kan overheid besparen via spaarders Het kost het Rijk steeds weer veel moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. De moeizame gang van zaken bij de 'tussenbalans' heeft dat eens te meer bewezen. In het streven van de overheid om minder te hoeven uitge ven en meer geld binnen te krijgen, zijn de laatste tijd ook nogal wat onder werpen naar voren gekomen die direct of indirect hun invloed hebben op de bancaire dienstverlening. Zo hebben maatregelen op het terrein van volks huisvesting gevolgen voor de hypothe- kenmarkt (zie het artikel op pagina 26). Ook de belangstelling van het kabinet voor spaarders laat banken niet onbe roerd. Wie de voorgeschiedenis kent, zal het op zijn minst verrassend vinden dat 3 Rabobank 3/91

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 3