Duitse
economische
stelsels niet
zomaar in elkaar
geschoven
De 'neue Lander'
Een half jaar geleden werd de Duitse
eenwording een feit. Er is echter sprake van
'eenheid in verscheidenheid', waarbij
vooralsnog het laatste woord in hoofdletters
wordt geschreven. Dat komt naar voren in de
navolgende profielschets van de 'neue
Lander'. Dat blijkt ook uit de artikelen op de
pagina's 13 tot en met 17, die eveneens zijn
gewijd aan ontwikkelingen in de voormalige
DDR.
J.J. van Antwerpen
Internationaal
Onderzoek
De inbreng van de
Oostduitse economie
bedraagt vooralsnog
niet meer dan 6 a 7%
van het Westduitse
binnenlands produkt.
De officiële eenwording van Oost
en West-Duitsland op 3 oktober vorig
jaar was een belangrijke bladzijde in
de moderne Europese geschiedenis.
Twee totaal verschillende economi
sche stelsels kunnen echter niet zo
maar in elkaar worden geschoven,
zoals in de afgelopen tijd duidelijk is
gebleken.
De integratie van beide economieën
verloopt tot nu toe uiterst moeilijk. De
resultaten blijven sterk achter bij de al
te optimistische verwachtingen van het
begin, die in de hand werden gewerkt
door overschatting van de economi
sche gedegenheid van de vroegere
DDR. De Westduitse autoriteiten en
vele experts hadden in de vaart van
het proces niet gerekend op zo veel
bestuurlijk onvermogen, zo weinig uit
gebouwde en onderhouden infrastruc
turele voorzieningen, zo veel milieu
schade, zo weinig verkoopbare pro-
dukten, zo veel werkloosheid, zulke
snel oplopende financieringstekorten.
In 1953 schreef de grote promotor
van het Duitse 'Wirtschaftswunder'.
Ludwig Erhard, al dat een Duitse her
eniging aanvankelijk grote verschillen
in economische ontwikkeling te zien
zou geven. In de Oostduitse 'Sovjetzo
ne' zou een snel stijgende werkloos
heid ontstaan. Evenwel van tijdelijke
aard. want door opvoering van de pro-
duktiviteit, als resultaat van het ruim
baan geven aan het particuliere initia
tief in een vrije markt, zou de koop
kracht spoedig aantrekken en de vraag
toenemen.
Hoewel de situatie van het begin
van de jaren vijftig moeilijk te vergelij
ken is met die van veertig jaar later,
worden nu vergelijkbare uitspraken ge
daan. Algemeen is men van mening
dat de zich nu opstapelende proble
men van de eenwording reeds op mid
dellange termijn geleidelijk zullen wor
den overtroefd door de groei-effecten
van de samengeklonken economieën.
Beperkte economische
inbreng
Na de intrede van de economische,
monetaire en sociale unie op 1 juli
1990 werd vrij snel duidelijk dat de in
breng van de Oostduitse economie
voorlopig alsmaar kleiner zou worden.
De aanvankelijke veronderstelling dat
deze 10% van het Westduitse bruto
binnenlands produkt zou bedragen,
bleek niet meer te zijn dan een schat
ting aan de hand van de maatstaven
van de vroegere, centraal geleide eco
nomie. Wordt de omvang van de oud-
DDR economie echter gecorrigeerd
naar de huidige westerse maatstaven,
dan is de bijdrage aanmerkelijk kleiner.
Dit wordt versterkt doordat niet alleen
de eigen ingezetenen, maar ook die in
andere Oosteuropese landen inmid
dels nog maar weinig belangstelling
hebben voor Oostduitse waren. Een
gevolg is dat het Oostduitse binnen
lands produkt in de afgelopen twaalf
maanden met meer dan een kwart in
volume daalde.
De inbreng van de Oostduitse eco
nomie moet daarom eerder worden ge
schat op slechts 6 a 7% van het West
duitse binnenlands produkt (DM 2 400
miljard in 1990). ongeveer overeenko
mend met de gezamenlijke economi
sche bijdragen van de deel(stad)staten
Hamburg en Bremen. Maar in deze
beide stedelijke agglomeraties wonen
in totaal 3,7 miljoen inwoners, in Oost
Duitsland 16 miljoen. Van een flinke
uitbreiding van het economisch poten
tieel van de Bondsrepubliek is dan ook
op korte termijn geen sprake.
Als gevolg van de gebiedsuitbrei
ding verschoof de Bondsrepubliek
bijna 350 km verder naar het oosten
met Polen als het grote buurland aan
rechterzijde. Hierdoor ontstond voor
Duitsland tevens meer aansluiting met
Midden-Europa, wat niet alleen van
culturele betekenis kan zijn, maar ook
van politieke.