I
Vrijetijdsindustrie
Rest f 6,9 miljard voor bestedingen die
niet aan de hiervoor genoemde cate
gorieën zijn toe te rekenen.
De particuliere consumptieve beste
dingen, aangewend voor ontspanning
in de vrije tijd, zijn de afgelopen jaren
geleidelijk toegenomen (zie grafiek 1).
Ook kregen deze uitgaven een groter
aandeel in de totale binnenlandse par
ticuliere bestedingen.
Verder blijkt uit de grafiek dat uitga
ven aan ontspanning en vrije tijd een
wezenlijk onderdeel van het consump
tiepatroon vormen. De opvatting dat de
bestedingen voor de vrije tijd een rest-
post in het huishoudbudget vormen
- nadat voedsel, kleding en huisvesting
zijn betaald- lijkt (uitzonderingen daar
gelaten) achterhaald. In 1989 bedroe
gen de vrijetijdsuitgaven bijna 17% van
de totale particuliere consumptie. De
neergaande ontwikkeling in de jaren
1980-1986 loopt min of meer parallel
met de druk op de besteedbare inko
mens, zoals die in deze periode aan
wezig was (zie ook grafiek 2).
De uitgaven voor de zogenaamde
'gemechaniseerde uitrusting' vertonen
een groei die sinds 1986 ver uitsteekt
boven de lijn van de totale consumptie
ve bestedingen. Die toename komt
voornamelijk naar voren in een onver
zadigbaar lijkende behoefte aan appa
raten voor amusement in de huiselijke
kring, zoals televisie, video en afspeel-
apparaten. Kenmerkend is de opkomst
van de compact-disc. In 1987 bezat
12% van de Nederlandse huishoudens
een CD-speler. Eind 1989 was de pe
netratiegraad opgelopen tot 36% en
naar verwachting zal dit jaar 55% tot
60% van de Nederlandse huishoudens
over een CD-speler beschikken.
Toerist isch-recreatieve
consumptie
Bij de wijze waarop vrije tijd wordt
doorgebracht, spelen de toeristisch-
recreatieve activiteiten (vakanties en
dagtochten) een belangrijke rol. Vol
gens berekeningen bedroegen de hier
aan verbonden binnenlandse bestedin
gen in 1989 ruim f 12 miljard (bron:
NRIT). Vooral de rol van dagtochten is
in dit kader niet te onderschatten. De
nationale bestedingen tijdens dagtoch
ten bedragen circa f 9,4 miljard en zijn
daarmee een factor drie a vier hoger
dan de vakantie-uitgaven in ons land.
De verhoudingsgewijs geringe eco
nomische betekenis van de vakantie
voor de nationale economie hangt
mede samen met de grote aantrek
kingskracht die de buitenlandse vakan
tie op de Nederlandse consument
heeft. De ontwikkeling van het totaal
bedrag dat Nederlanders aan vakan
ties uitgeven, vertoont een positieve
De grote bedragen die
omgaan in de vrije
tijdsindustrie, worden
voor een deel besteed
aan sportbeoefening.
samenhang met de ontwikkeling van
het reëel besteedbaar inkomen. Dit
geldt zelfs in versterkte mate voor de
buitenlandse vakantie.
Invloed besteedbaar inkomen
De (sociale) ontwikkelingen ten
aanzien van vrije tijd en vrijetijdsbeste
ding hebben invloed op de ontwikkelin
gen in de vrijetijdsindustrie, hoewel uit
het verleden blijkt dat beschikbare tijd
geen doorslaggevende factor is bij de
consumptie van vrijetijdsgoederen en
-diensten. Een verdere verkorting van
de arbeidsduur hoeft niet altijd een ver
lenging van de (netto) vrije tijd te bete
kenen. Evenmin zal een verlenging
van de vrije tijd er automatisch toe lei
den dat bepaalde vormen van vrije
tijdsbesteding meer en intensiever zul
len worden beoefend.
Onderzoek naar ontwikkelingen in
de vrijetijdsbesteding van de huidige
generatie ouderen leert bijvoorbeeld
dat extra tijd op hogere leeftijd veel
minder vaak dan wordt aangenomen
leidt tot extra activiteit. De gedachte
dat mensen in die omstandigheden
nieuwe terreinen en markten betreden
die voorheen onbekend waren, vindt
weinig steun in de feiten. Met andere
woorden, eenmaal ingesleten patronen
in de vrijetijdsbesteding zijn niet ge
makkelijk meer te wijzigen.
De ontwikkelingen uit het verleden
leren dat -gegeven een bepaald con
sumptiepatroon- de expansie van de
vrijetijdsindustrie in aanzienlijke mate
afhankelijk is van de ontwikkelingen in
het besteedbaar inkomen. Hoewel er
op dit punt enige onzekerheid bestaat,
overheerst toch in het algemeen de
opvatting dat de toenemende beste
dingsruimte bij de consument aan de
verdere groei van de vrijetijdsindustrie
zal bijdragen. De verwachting dat deze
industrie in de volgende eeuw de be
langrijkste sector in de nationale eco
nomie wordt, is dan ook zeer reëel.
Er lijkt een onverza
digbare behoefte te
bestaan aan beeld- en
geluidsapparatuur.
27 Rabobank 2/91