Karakter
coöperaties hoeft
niet onder druk
te komen
Coöperaties moeten inspelen op de
turbulente ontwikkelingen in de markten
waarin zij opereren. In dat opzicht is er geen
verschil met niet-coöperatieve
ondernemingen. Dat onderscheid is er wel als
het gaat om de manier waarop de
noodzakelijke aanpassingen moeten worden
doorgevoerd. Om het coöperatieve karakter
voor de toekomst te behouden is een eigen
coöperatieve aanpak nodig. De aanpassingen
komen veelal neer op schaalvergroting en
diversificatie in het produktenassortiment. De
financieringsmogelijkheden moeten hierop
zijn afgestemd.
Ir. F. Padmos
Voorlichting en
Externe Betrekkingen
Ir. N.A. Tonckens
Algemene Zaken
Ruim honderd jaar geleden werden
in Nederland de eerste coöperaties op
gericht. De individuele boer bevond
zich op de inkoopmarkt voor grondstof
fen en kredieten en op de verkoop-
markt voor zijn eindprodukten in een
zwakke machtspositie. Door bundeling
van vraag en aanbod konden de boe
ren marktmacht creëren. Het doel van
de opgerichte coöperaties was zo
goedkoop mogelijk inkopen en zo duur
mogelijk verkopen. Realiseren van dit
doel kon alleen door samenwerken
(coöpereren).
De land- en tuinbouwcoöperaties
hebben de afgelopen eeuw niet stilge
staan. Het doel bleef hetzelfde, maar
de coöperaties pasten zich aan de ver
anderende omstandigheden aan. Door
al die aanpassingen wordt weieens de
vraag gesteld in hoeverre de coöpera
ties nog verschillen van de niet-coöpe
ratieve ondernemingen.
In zijn recente proefschrift 'De coö
peratieve Organisatie' geeft dr. W.J.J.
van Diepenbeek een overzicht van het
coöperatieve denken. Deze publicatie
onderstreept dat er ook nu wel degelijk
fundamentele verschillen zijn. Coöpe
raties dienen primair een leden-belang
en zijn in die zin afhankelijke onderne
mingen. Niet-coöperaties dienen het
belang van aandeelhouders, hetgeen
zich uit in een streven naar een zo
hoog mogelijke winst. De zeggenschap
bij coöperaties is ten principale in han
den van de leden en de door hen ge
kozen vertegenwoordiging. Bij NV's en
BV's is de zeggenschap van de Raad
van Bestuur (en eventueel Raad van
Commissarissen) zeer groot en zijn de
aandeelhouders het forum waaraan
verantwoording moet worden afgelegd.
Ondanks aanpassingen bij coöperaties
blijven deze verschillen recht overeind.
Verschillen zijn er ook tussen coö
peraties onderling. Daarbij gaat het
volgens Van Diepenbeek nooit om een
'beter' of 'slechter' coöperatief gehalte.
Vanwege de verschillende marktstruc
turen bij aankoop-, afzet-, krediet- en
verzekeringscoöperaties is wel sprake
van 'anders' coöperatief. De afzetcoö-
peraties kunnen worden beschouwd
als economisch verlengstuk van de le
den-bedrijven. Voor de aankoop-, kre
diet- en verzekeringscoöperaties geldt
dit verlengstuk-karakter nauwelijks. De
andere marktstructuren in deze secto
ren vragen om een eigen manier van
coöperatief ondernemen.
Voortgaande veranderingen
De veranderingen, vooral in de
markt, gaan verder en de coöperaties
moeten zich blijven aanpassen. Land
bouwoverschotten, een marktgericht
landbouwbeleid, veranderende consu
mentenwensen, concentratie van het
grootwinkelbedrijf, verdere internationa
lisatie van de toeleverende en vooral
ook de verwerkende industrie en een
verscherpt welzijns- en vooral milieube
leid. Al deze factoren vormen de spie
gel die de maatschappij de boeren en
tuinders en hun coöperaties voorhoudt.
Boeren en tuinders staan individu
eel weerloos tegenover deze verande
ringen. Daarom wordt opnieuw een
enorme inspanning van de coöperaties
gevraagd. Zij moeten er alles aan doen
om in het belang van de leden hun po
sitie in de markt te behouden. Voorko
men moet immers worden dat boeren
en tuinders verworden tot louter toele
veranciers van grondstoffen, die de le
vensmiddelenindustrieën tegen mini
mumprijzen afnemen.
In de strategie van de coöperaties,
gericht op veilig stellen en zo mogelijk
versterken van de marktpositie, zijn
drie accenten te onderscheiden. In de
eerste plaats zal de coöperatie de pro-
duktie van de leden meer en meer
gaan sturen. De coöperatie zal de con
sumentenwensen moeten vertalen
naar zowel kwantitatieve als kwalitatie
ve produktie-eisen.
In de tweede plaats zal de coöpera
tie zich moeten richten op het creëren
van produkten met meer toegevoegde
waarde. De vraag naar verder be- en
verwerkte produkten neemt toe. En de
consument is bereid daarvoor te beta
len. Reclame en merkbekendheid spe
len daarbij een grote rol.
Ten derde is veelal verdere schaal
vergroting en internationalisatie nodig.
Het toenemend belang van onderzoek,
ontwikkeling en marketing leidt ertoe
dat op grotere schaal gewerkt zal moe
ten worden. Alleen dan zijn de noodza
kelijke investeringen terug te verdie
nen. Bovendien doen zich verderop in
de produktiekolom. bij de voedingsmid
delenindustrie en het grootwinkelbe
drijf, ook schaalvergrotings- en interna
tionaliseringsprocessen voor.
De veranderende marktstrategie
vergt het komende decennium forse in
vesteringen van de coöperaties, waar
bij ook de risico's groter worden. Als we
de financiële positie van de coöperaties
vergelijken met die van beursgenoteer
de ondernemingen, dan blijkt het eigen
vermogen (inclusief ledenrekening) van
de coöperaties achter te blijven.
Financieringsmogelijkheden
De verwachting dat de komende
jaren fors moet worden geïnvesteerd,
leidt onmiddellijk tot de vraag welke
financieringsmogelijkheden hiervoor
zijn. De specifieke vermogenspositie
van coöperaties geeft aan de beant
woording van die vraag een extra di
mensie. Het is dan ook niet voor niets
dat de Nationale Coöperatieve Raad
voor Land- en Tuinbouw (NCR) een
commissie instelde om deze problema
tiek te bestuderen. De commissie
kwam vorig najaar in haar rapportage
met een aantal suggesties voor finan
ciering van investeringen door coöpe
raties.
Toekomstige investeringen zullen
voor een belangrijk deel betrekking
hebben op nieuwe activiteiten, die