ruim 50% van de produktie wordt
geëxporteerd.
Diversiteit binnen sector
Gemeten naar het aandeel in de
produktiewaarde zijn de belangrijkste
branches de zuivel-(20%), vlees-
(17%), mengvoer-(13%) en tabaksin
dustrie (7%). Vanzelfsprekend lopen
de karakteristieken van branches in
een sector met een grote diversiteit
sterk uiteen. Zo zijn er grote verschil
len in de omvang van de bedrijven. De
zuivel- en de tabaksindustrie bijvoor
beeld worden gekenmerkt door voor
namelijk grote ondernemingen; het ge
middelde personeelsbestand ligt er
ruim boven 300. De broodfabrieken
daarentegen zijn in het algemeen
kleinschalig, met gemiddeld 35 men
sen in dienst. Overigens is het aantal
grote bedrijven in de V&G-sector rela
tief lager dan in de totale industrie.
Ook de complexiteit van de produk-
tieprocessen varieert sterk. In de
mengvoer-, zuivel- en vleesindustrie
ligt de toegevoegde waarde gemiddeld
niet hoger dan 15%. Dit zijn branches
die geheel of voor een deel gericht zijn
op produktie van buikgrondstoffen of
-produkten. We merken hierbij overi
gens wel op dat in de laatste twee
branches een toenemend aantal con-
sumentenprodukten met een hoge toe
gevoegde waarde wordt geproduceerd.
In branches in de genotmiddelen
industrie, zoals distilleerderijen en ta
baksindustrieën, ligt de toegevoegde
waarde rond de 60%.
De omzet nam tot 1984 gestaag
toe, met jaarlijkse groeipercentages
van gemiddeld 3%. Na 1985 vond een
terugval plaats, die veroorzaakt werd
door de volumereductie in de zuivelin
dustrie ten gevolge van de super
heffing. De groei zit er nu weer in.
Kenmerkend voor de V&G-industrie
is dat de sector minder gevoelig is voor
conjunctuurschommelingen dan de an
dere industrie-sectoren. De levensmid
delenmarkt in Nederland en in de be
langrijkste exportlanden laat maar een
geringe volumegroei zien, waarin
slechts in beperkte mate schommelin
gen optreden.
Het accent in de ondernemersstra
tegie lag in het afgelopen decennium
in het algemeen meer op volumegroei
en lage produktiekosten dan op pro-
duktinnovatie. De investeringen waren
in de jaren tachtig dan ook vooral ge
richt op schaalvergroting en efficiency
verbetering. De voortschrijdende con
centratie in de detailhandel heeft die
schaalvergroting gestimuleerd; de pro
ducenten moesten meegroeien om
een volwaardige partij in de bedrijfsko
lom te kunnen blijven. Bedrijven groei
den op eigen kracht of realiseerden
een omzettoename door fusies of
overnames. In veel branches nam het
aantal bedrijven de afgelopen tien jaar
dan ook met meer dan 20% af. In de
zuivelsector werd het aantal bedrijven
zelfs gehalveerd.
De gemiddelde winstmarge is in de
V&G-sector niet hoog. In branches met
veelal bulkproduktie bedraagt de winst
niet meer dan enkele procenten, in en
kele dranksectoren ligt de winstmarge
boven de 15%.
Internationaal gericht
In Europees verband is de Neder
landse V&G-industrie qua produktie
waarde één van de kleinere partijen.
Binnen de EG nemen Frankrijk, Enge
land en Duitsland elk ongeveer een
vijfde deel van de produktie voor hun
rekening. Ook Italië en Spanje hebben
nog een groter aandeel. Nederland
komt met 5% van de produktie op de
6e plaats.
in de ons omringende landen heb
ben grote bedrijven een wat groter
aandeel in de produktie dan in ons
land. Nederland heeft weinig zeer gro
te bedrijven. Op de lijst van de 25
grootste Europese voedingsmiddelen
concerns komen twee Nederlandse
concerns voor, waaronder Unilever dat
voor de helft Engels is.
Toch speelt Nederland, samen met
Frankrijk, de hoofdrol in de intra-Euro-
pese handel en in de handel naar bui
ten de EG. De concurrentiekracht van
Nederland ten opzichte van andere
landen is namelijk in meerdere pro-
duktgroepen zeer groot. In de andere
Europese landen is de produktie meer
op de eigen behoefte gericht. Het is
dus niet verwonderlijk dat Nederland
voor produktgroepen als zuivel, cacao,
varkens- en pluimveevlees, bier en ta-
baksprodukten wereldwijd als een van
de belangrijkste partijen wordt be
schouwd.
In een analyse van TNO -geba
seerd op een theorie van de Ameri
kaanse hoogleraar Porter- wordt het
internationale succes van het Neder
landse agribusinesscomplex verklaard.
Succesfactoren zijn volgens die analy
se de breedte en diepte van de land
bouw/voedingscluster in ons land.
Breed in de zin dat er veel verwante
sectoren zijn die elkaar ondersteunen.
Diep omdat er sterke branches zijn op
het gebied van toelevering van grond
stoffen en produktiemiddelen (bijvoor
beeld slachterij-inrichting). Voorts heb
ben het hoge peil van de kennisinfra
structuur en de internationaal opere
rende dienstensectoren, denk aan
bijvoorbeeld handel en transport, bijge
dragen aan de sterke positie.
Ander consumptiepatroon
Bij het bepalen van hun strategie
voor het komende decennium moeten
ondernemers in de V&G-industrie re
kening houden met diverse ingrijpende
ontwikkelingen. Zo is een belangrijk
gegeven dat het consumptievolume in
onze belangrijkste afzetmarkten (West-
Duitsland, Frankrijk en België) op
grond van het hoge welvaartsniveau
en stagnatie of daling van de bevol
kingsgroei nauwelijks nog zal toene
men. In Zuid- en Oosteuropese landen
zal de markt voor voeding echter nog
substantieel kunnen toenemen.
In kwalitatieve zin zal er in de huidi
ge afzetmarkten veel beweging ko
men. De bevolkingsopbouw verandert
sterk in West-Europa. De vergrijzing
van de samenleving leidt tot een toe
nemende vraag naar dieetvoeding en
kleinere verpakkingseenheden. Ook de
kleinere huishoudens vragen om klei
nere porties. Voorts stijgt de vraag
naar zogenaamde gemaksvoeding.
Vanuit een toenemend milieubewust
zijn in verscheidene Noordeuropese
landen ontstaat bovendien vraag naar
gezonde, veilige en diervriendelijk
voortgebrachte produkten.
De ontwikkelingen in de detailhan
del beïnvloeden in hoge mate de koers
van de industrie. De concentratieslag
is er nog niet uitgewoed. Merkbaar is
dat de grote detailhandelsketens in di
verse bedrijfskolommen een sterk stu
rende rol gaan vervullen. Zij staan
dicht bij de consument en kunnen sig
nalen over ontwikkelingen in marktseg
menten dicteren aan de andere partij
en in de bedrijfskolom. De eisen aan
de prestaties van producenten op ter
reinen als kwaliteit, aflevering, milieu
vriendelijkheid etcetera worden voort
durend verhoogd. Garanties, tot uiting
komend in merken, worden steeds be
langrijker.
Na 1992 zijn binnen Europa voor de
verhandeling van produkten uniforme
condities van kracht. Hierdoor komt
vergroting van het afzetgebied eerder
onder handbereik van ondernemers.
Europa's buitengrenzen krijgen extra
betekenis. Dit is een motief voor on
dernemingen uit bijvoorbeeld de Ver
enigde Staten en Japan om tijdig be
drijven binnen de EG te verwerven.
Marktleiderschap
Tot voor enkele jaren had menig be
drijf de strategie om in het eigen land
een breed assortiment te voeren. Uit
de geschetste ontwikkelingen blijkt
echter dat de toekomst om produkten
vraagt die specifiek zijn afgestemd op
deelsegmenten. Veelal zullen dit pro
dukten zijn met een hogere toegevoeg
de waarde. De opheffing van handels-
drs. J.J.B. van de Pol
Bedrijfstakonderzoek
Vervolg op
pagina 30