Mestproblematiek:
zwartepieten
helpt niet
Mestproblematiek
ir. M.J.J. Titulaer
Bedrijfstakonderzoek
In 1984 werd in ons land voor het
eerst specifieke mestwetgeving inge
voerd in de vorm van de Interimwet.
De bedoeling was dat de veestapel
vanaf dat moment bevroren werd. Eind
1986 was de peildatum waarop het
mestquotum van alle veebedrijven
werd gebaseerd. De Interimwet werd
vervangen door de Meststoffenwet. In
de praktijk bleek dat in de jaren tot
1987 met name de varkensstapel nog
fors groeide, omdat de tot dan gelden
de maatregelen eigenlijk aanspoorden
om sluimerende produktiemogelijkhe-
den alsnog te benutten. Zo ook de hui
dige regels van de Hinderwet. Want
om als veehouder de Hinderwetver
gunning niet geheel of gedeeltelijk te
verliezen, is het noodzakelijk dat ten
minste één keer in drie aaneengeslo
ten jaren de op de vergunning aange
geven capaciteit volledig wordt benut.
Met de invoering van de Mest
stoffenwet mogen bedrijven met een
fosfaatproduktie van meer dan 125 kg.
per hectare niet uitbreiden en is het
verplaatsen van mestquotum slechts in
zeer uitzonderlijke situaties mogelijk.
Door deze maatregel werd de ontwik
keling van bestaande bedrijven nage
noeg uitgesloten. Bovendien werd de
Ecologische Richtlijn afgekondigd, die
gemeenten de mogelijkheid geeft bij
het verlenen van een Hinderwetver
gunning normen te hanteren voor de
ammoniakemissie op veehouderijbe
drijven. Een en ander heeft de structu
rele ontwikkeling in de veehouderij
aanmerkelijk beïnvloed.
De overheid legt de verantwoordelijkheid voor
de oplossing van de mestproblematiek bij de
agrarische sector. Die sector moet zich
daarbij realiseren dat de problematiek alleen
maar ernstiger lijkt te worden, zodat nog
meer inspanning nodig is. Ook de overheid
zelf dient echter haar verantwoordelijkheid te
nemen. Dit zal moeten blijken uit een snelle
invoering van de Verplaatsingsregeling, een
consistent mestverwerkingsbeleid en meer in
het algemeen een eenduidige, standvastige
richting van het beleid dat door de diverse
overheden wordt gevoerd. Dan wordt een stuk
onzekerheid weggenomen; onzekerheid die
tijd en dus geld kost.
Onzekerheid
In de afgelopen jaren werd een
aantal nota's door de departementen
van Landbouw, Natuurbeheer en Vis
serij (LNV) en van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne
(VROM) geproduceerd die de doelstel
lingen van het te voeren beleid aange
ven. Uitgangspunt daarbij is dat een
duurzame, concurrerende landbouw
moet blijven bestaan die voldoet aan
de milieunormen. Als een van de taken
is gesteld dat er in 1995 voor 6 miljoen
ton mestverwerkingscapaciteit aanwe
zig moet zijn.
Verder wordt erkend dat er nog veel
onderzoek nodig is. Vooral op het ge
bied van de ammoniakbestrijding is de
kennis nog ontoereikend om vergaan
de maatregelen in te voeren. Deson
danks hanteren diverse gemeenten bij
het verlenen van Hinderwetvergunnin
gen reeds eisen ten aanzien van de
stalinrichting. Bovendien is er verschil
in de beoordeling tussen gemeenten,
zodat er sprake kan zijn van rechtson
gelijkheid tussen boeren die in ver
schillende gemeenten wonen.
Hoewel het ministerie van LNV en
kele malen de lagere overheden heeft
opgeroepen zich aan het landelijk
mestbeleid te houden, weten de boe
ren door de vele eigen plannen van
provincies en gemeenten langzamer
hand niet meer waar ze aan toe zijn.
Die onzekerheid wordt nog versterkt
door de met enige regelmaat uitko
mende rapporten van allerlei commis
sies, door de aanhoudende druk van
milieugroeperingen en door de niet al
tijd even consistente uitspraken van de
betrokken ministers.
Zo heeft de minister van VROM la
ten weten een inkrimpingsscenario in
gang te zullen zetten als in 1992 reeds
duidelijk zou zijn dat de mestverwer
kingsdoelstelling van 1995 niet ge
haald zou worden. En laatstelijk is in
de politiek weer aan de orde of het
mestbeleid bijgesteld zou moeten wor
den in verband met de doelstellingen
ten aanzien van de stikstofbelasting
van het milieu. Bovendien wordt tel
kenmale de dreiging van een inkrim
ping van de veestapel daarbij van stal
gehaald.
Mestverwerking
Kunnen technische mogelijkheden
de problemen dan niet oplossen?
De vraag is enerzijds of technische
oplossingen al dan niet haalbaar zijn
en anderzijds welke termijn daarvoor
nodig is. Het is echter moeilijk oplos
singen te ontwikkelen als de gestelde
doelen voortdurend veranderen. Het
ontwikkelingsrisico wordt daarmee on
evenredig groot.
Op basis van de gestelde eisen ten
aanzien van de mestverwerkingscapa
citeit zijn de mogelijkheden in die rich
ting onder meer door het Landbouw
schap bekeken. Een knelpunt vormen
de kosten. Tot in 1990 konden de
mestoverschotten naar andere land
bouwgebieden worden gedistribueerd.
Er was landelijk zelfs sprake van tekor
ten. De acceptatie van dierlijke mest
door akkerbouwers is namelijk toege
nomen, onder meer als gevolg van be
tere voorlichting en een lage kostprijs.
Voor de individuele veehouder blijft
mestdistributie vooralsnog aanzienlijk
goedkoper dan mestverwerking. Zou
er echter geen mestverwerking van de
Steun voor oplossen
mestproblemen
Het subsidiëren van
(onderzoek)projecten is één van de
manieren waarop de Rabobank haar
betrokkenheid met het wel en wee
van de agrarische sector wil tonen.
In de aanpak van de mestproblema
tiek komt dit heel concreet tot uit
drukking. Zo is de Rabobankorgani-
satie als participant betrokken bij
twee grote proefprojecten voor mest
verwerking. Het gaat daarbij om Pro-
mest BV, die in Helmond een mest
verwerkingsfabriek exploiteert, en
om de Stichting Mestverwerking Mid
den- en Oost-Nederland (Memon),
die met name voor Gelderland,
Overijssel en Utrecht grootschalige
mestverwerking wil opzetten. Het
projectenfonds van Rabobank Ne
derland en een aantal plaatselijke
Rabobanken droegen aan beide pro
jecten in totaal circa f 2 miljoen bij.
Waar Promest en Memon zich
specifiek richten op de verwerking,
zijn ook initiatieven ontstaan die
meer in het algemeen tot doel heb
ben bij te dragen aan het goed om
gaan met mestoverschotten. Het be
treft coöperaties, waarvan de betrok
ken veehouders lid zijn. Vanuit het
projectenfonds zijn bijdragen toege
zegd aan twee van deze coöpera
ties, Comugo en Comesta.
18 Rabobank 1/91