Nederland telt rond de 3,4 miljoen hectare grond. Ongeveer 2 miljoen hectare wordt gebruikt voor agrari sche doeleinden. Van de rest is de ene helft in gebruik als bos en/of na tuurterrein, de andere helft wordt ge bruikt voor niet-agrarische doelein den. Ruim tweederde deel van de cul tuurgrond wordt benut voor de vee teelt, voor de akkerbouw wordt krap een derde gebruikt, dat is ongeveer 600 000 ha. Op ongeveer 80% daar van worden granen, aardappelen en suikerbieten verbouwd. De variatie in gewassen is de afgelopen decennia alsmaar geringer geworden. De toekomst van de Nederlandse akkerbouw ziet er somber uit. Het Eu ropese markt- en prijsbeleid heeft de inkomens sterk onder druk gezet. Vandaar dat op vele plaatsen in Ne derland gedacht wordt aan een her structurering. Telkens duiken weer termen op als bedrijfsvergroting. mini maliseren van de kostprijzen, kwali teitsverbetering, zoeken naar nieuwe produkten en andere afzetmarkten. Maar de akkerbouw kampt niet al leen met actuele financiële proble men. Zeker zo ernstig zijn de milieu problemen, waarmee de akkerbouw te maken heeft en in de toekomst steeds meer te maken krijgt. Onder de economische druk is men steeds intensiever en met een nauwer bouw plan gaan boeren, waardoor men steeds meer bemesting en chemische gewasbeschermingsmiddelen is gaan gebruiken. Op bepaalde plaatsen zo veel dat het milieu dit niet meer ver draagt. Vele mineralen liggen onbenut in de grond of verdwijnen naar het grondwater en/of naar de lucht. De roep om strengere milieu-eisen wordt alsmaar sterker. Er wordt een beleid uitgestippeld om hier iets aan te doen. •9 jï"- Dr.ir. M.P.M. Vos Zo zullen fasegewijs bepaalde gewas beschermingsmiddelen worden verbo den of aan stringente toepassings eisen gebonden. Ook de hoeveelheden te gebruiken stalmest zijn nog meer aan banden gelegd en de normen zul len worden aangescherpt. Het gebruik van chemische middelen kan worden beperkt door andere vormen van toe dienen, door een biologische metho de, door bouwplan-verruiming, door betere bedrijfshygiëne. De akkerbouwers onderkennen dit milieuprobleem terdege. Uiteindelijk weten zij zeer goed hoe belangrijk de bodemvruchtbaarheid en dus de bo demgezondheid voor hun bestaan is. Maar men ziet nog niet helder hoe één en ander in de toekomst moet. Dus zegt men: 'Geef ons meer tijd, laat ons nog even houden wat we hebben'. Een zeer menselijke reactie, maar is ze wel verstandig? Om tot verstandige beslissingen te komen zou men tijdens het denkpro ces ook over het omgekeerde moeten durven denken. Wat zou er gebeuren als men het gewasbeschermingsbe- leid naar voren haalt? Ik ben niet in staat het geheel te overzien, dus ik pleit nog niet voor een omgekeerde beweging. Wel borrelen een aantal vragen bij mij op. Zou het noodzakelijke en ongetwij feld pijnlijke herstructureringsproces daardoor niet worden versneld? Is een korte hevige pijn erger dan een lange minder hevige? Is bij een korte aanpassingsperiode de realiteit van tijdelijke inkomenstoeslagen niet gro ter? Als door een ruimer bouwplan en de toepassing van minder hulpmidde len er bijvoorbeeld minder aardappe len worden geproduceerd, wat doet dan de markt? Hebben produkten die aantoonbaar op gezondere grond worden geteeld, echt geen pluswaar- de op de markt? De weerstand van de consument tegen de huidige akkerbouw groeit. De onlangs gepoogde aanval om de kwaliteit van onze aardappel in diskre diet te brengen, kan niet serieus ge noeg worden genomen. In mijn visie zal de akkerbouwer in de toekomst zijn inkomen verdienen op een deel van zijn areaal. In mijn optiek zal dat bijvoorbeeld moeten ge beuren met aardappelen en bieten. De rest van de gewassen moet beke ken worden op zijn effecten voor de bodemgezondheid, waarin graan een uitstekende rol kan spelen. Als een bedrijf met een ruimer bouwplan niet genoeg aardappelen en bieten kan verbouwen voor een in komen, zullen alternatieven moeten worden gezocht, zoals bedrijfsvergro ting. Als men toevallig is de buurt woont van melkveebedrijven, kan bij voorbeeld ook tijdelijke grondruil mo gelijkheden bieden om toch meer bie ten en/of aardappelen te verbouwen. Mocht dat niet het geval zijn en het bedrijf is toch te klein, dan zal men om moeten zien naar één of enkele andere gewassen. In dit verband is van belang dat de grenzen tussen de vollegronds groenteteelt en de akkerbouw nog verder zullen vervagen. Er zal op de een of andere wijze een integratie tot stand komen tussen de akkerbouw, de bollenteelt en sommige groentege wassen. Het gewasbeschermingsbeleid zal voor de kleinschalige gespecialiseer de groenteteler en bollenteler even eens ingrijpend zijn. Ondernemers die in die sectoren werkzaam willen blij ven, zullen vroeg of laat hun produktie moeten aanpassen. Hoe eerder men zich dat realiseert en daarop actie neemt, des te beter. De auteur is voorzitter van het college van bestuur van de Landbouw universiteit Wageningen. Bijdragen in deze rubriek verwoorden de visie van de auteur en hoeven dus niet het standpunt weer te geven van de Rabo- bankorganisatie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 16