Europees landbouwbeleid gen als gevolg van de toenemende landbouwoverschotten. Meer marktgeoriënteerd Het werd steeds duidelijker dat er niet meer viel te ontkomen aan een aanpassing van de landbouwpolitiek in een meer op de markt georiënteerde richting en met minder beslag op de gemeenschappelijke begrotingsgelden. Zo werd in 1984 in de Europese Ge meenschap de melkquotering (de su perheffing) ingevoerd, waarbij de melk- produktie kwantitatief werd beperkt. Op de Europese Topconferentie van begin 1988 in Brussel werd tenslotte na moeizaam onderhandelen een compromis bereikt over onder meer de beperking van de landbouwuitgaven. Deze wilde men bereiken door de in voering van garantiedrempels voor met name granen, waarbij na overschrij ding van een vastgestelde maximum- produktie automatisch een prijsverla ging wordt doorgevoerd. In relatie hier mee werd overeenstemming bereikt over een vrijwillige braaklegregeling. Daarnaast werd er een plafond afge sproken voor de hoogte van de totale landbouwuitgaven en voor de maxima le stijging daarvan. Lang voor die tijd had de Europese Commissie in 1985 echter al het zoge naamde 'Groenboek' uitgebracht, waarin zij haar visie op de nieuwe be leidslijnen voor het toekomstige land bouwbeleid had uiteengezet. Tot op heden is deze heroriëntatie van het EG-landbouwbeleid nog slechts gedeeltelijk verwezenlijkt. Het restrictieve prijsbeleid is wel doorge voerd, maar het zogenaamde flanke rende beleid is nog nauwelijks van de grond gekomen. De integratie van landbouwbeleid met regionaal en mi lieubeleid is evenmin tot stand ge bracht. De uitgaven voor het EG-land- bouwbeleid zijn wel min of meer gesta biliseerd. maar aangezien de oorzaak hiervan voornamelijk incidenteel van aard is, blijft het structurele budgetpro bleem bestaan. Intussen had het feit dat de EG in middels op grote schaal in de eigen behoeften aan landbouwprodukten kon voorzien, geleid tot handelspolitieke conflicten. Er ontstond daarmee exter ne druk om te komen tot verdere wijzi gingen van het EG-landbouwbeleid. Rond het midden van de jaren tachtig bleek dat de geïndustrialiseerde lan den in toenemende mate bereid waren tot internationale samenwerking bij de, alleen reeds op grond van interne poli tieke overwegingen noodzakelijk ge achte, aanpassing van hun landbouw beleid. Eén en ander heeft ertoe geleid dat de belemmeringen in het agrarisch handelsverkeer voor de eerste keer als afzonderlijk punt hoog op de agenda stonden van het internationale overleg over liberalisatie vari de wereldhandel (de zogenaamde Uruguay-ronde in het kader van de GATT). Nieuwe randvoorwaarden De uitkomst van de GATT-onder- handelingen zal consequenties hebben voor de beschermingsgraad van de landbouw en voor de vorm en inhoud van het EG-landbouwbeleid. Maar dat is zeker niet de enige drijfveer achter de wijzigingen, die zich naar verwach ting de komende jaren in dat beleid zullen (moeten) voordoen. Tal van an dere factoren zullen eveneens leiden tot nieuwe interne druk om te komen tot wijzigingen van het EG-landbouw beleid. Vorm en inhoud van dat beleid zul len in toenemende mate worden be paald door een aantal nieuwe rand voorwaarden. Zo zal het EG-land bouwbeleid: - effectief, efficiënt en controleerbaar moeten zijn; - een duurzame landbouw moeten bewerkstelligen: - moeten stroken met de GATT-af- spraken; - rekening moeten houden met regio nale verschillen; - moeten passen in het kader van een integraal plattelandsbeleid: - structurele ontwikkelingen mogelijk moeten maken; - rekening moeten houden met con sumentenbelangen. Vanwege deze nieuwe randvoor waarden dient het gebruikte instrumen tarium eveneens gewijzigd te worden. Flexibiliteit zal een kernbegrip moeten worden bij de keuze van de instrumen ten voor het nieuw te voeren land bouwbeleid. Herkoppeling en loskoppeling Een mogelijkheid om tot die flexibili teit te komen, is een beleid dat wordt aangeduid met de termen herkoppe ling en loskoppeling. Tot nu toe vormt het gewenste inkomensniveau voor de agrarische producenten het belangrijk ste uitgangspunt bij de vaststelling van de interne prijzen voor landbouwpro dukten. Het is echter denkbaar de in komensondersteuning los te koppelen van het prijsbeleid. De interne prijzen krijgen dan weer een zekere binding met de wereldmarktprijzen, maar deze herkoppeling hoeft niet altijd volledig te zijn. In deze aanpak zal de inkomenson dersteuning aan zekere voorwaarden moeten voldoen, die de noodzakelijke flexibiliteit waarborgen. Inkomenson dersteuning kan dan een beloning vor men voor bijdragen van de agrarische sector aan bijvoorbeeld het behoud van landschap en natuur en aan de leef- en bewoonbaarheid van het plat teland. De uitvoering en - tenminste gedeeltelijk - ook de financiering van de voorwaardelijke inkomensonder steuning dient op nationaal of regio naal niveau te geschieden, binnen door de Europese Commissie vastge stelde kaders. Niet alleen in de achtergebleven ge bieden van de EG, maar ook in Neder land zijn er goede redenen om inko menstoeslagen in te voeren die niet aan de produktie maar aan bepaalde voorwaarden zijn gebonden. Dit stand punt werd onlangs nog verwoord door de scheidend directeur van het Land- bouw-Economisch Instituut, prof. De Veer. Naar zijn mening zouden zulke toeslagen niet alleen noodzakelijk kun nen worden vanuit het gezichtspunt van de agrarische bestaansmogelijk heden, maar ook wenselijk zijn voor een duurzaam gebruik en beheer van het landelijk gebied en voor het be houd van landschap, milieu en natuur. Daarmee zou ook volgens hem een grondslag worden geboden voor een economisch gezonde, duurzame, marktgerichte en internationaal concur rerende landbouw. Soortgelijke suggesties werden trouwens ruim een jaar geleden ook reeds enigermate aangetroffen in het rapport van de Adviescommissie Van der Stee over de perspectieven voor de agrarische sector in Nederland. Niet voor niets kreeg deze rapportage aan het Landbouwschap de titel 'Om scho ne zakelijkheid'. Een flexibel EG-landbouwbeleid dat uitgaat van herkoppeling en loskoppe ling, kan de grondslag vormen voor een in allerlei opzichten gezonde en duurzame landbouw, ook en vooral in ons land. Drs. A.M. Dierick Economisch Onderzoek 13 Rabobank 1/91

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1991 | | pagina 13