haald, die de grote aandacht voor deze techniek rechtvaardigen. Dat zijn de Franse TGV-verbindingen (goedkoper dan door de lucht en sneller dan over de weg; het traject Parijs-Lyon zal naar verwachting in 10 exploitatiejaren zijn omvangrijke investeringen terugverdie nen), het besluit door de Kanaaltunnel treinen te laten rijden en de rol die de trein krijgt toebedeeld in de alpine-ver bindingen door Oostenrijk en Zwitser land. Wel hebben de spoorwegen de laatste 40 jaar een moeilijke tijd gehad, vooral omdat ze niet konden tippen aan de flexibiliteit van de (vracht)auto. Dat heeft geleid tot verlies aan markt aandeel en omvangrijke overheidssub sidies om de zaak op de rails te hou den. In het licht van de huidige Europese transportproblemen heeft het spoor en kele duidelijke voordelen. Railvervoer veroorzaakt minimale luchtvervuiling en geluidbelasting. Het is relatief veilig en de elektrificatie geeft de mogelijk heid verschillende brandstoffen te ge bruiken. Bovendien wordt de bestaan de infrastructuur nog niet geheel be nut, daar waar op de weg vaak nu reeds van congestie sprake is en er weerstanden bestaan tegen een aan merkelijke uitbreiding van het wegen net. Een nadeel is echter dat veel Europese railmaatschappijen nog wei nig marktgericht zijn, hetgeen blijkt bij de planning van dienstregelingen, het ontwikkelen van uitwisselbaarheid van systemen en uitrusting en (in het alge meen) het rekening houden met de wensen van de afnemers (passagiers). Verbeteringen in het railtransport betroffen tot nu toe vooral het perso nenvervoer. Minder voortgang werd gemaakt bij het goederenvervoer, waardoor het marktaandeel van het spoor lange tijd onder druk heeft ge staan. Nu is de maximale snelheid voor vrachttreinen zo'n 70 tot 80 kilo meter per uur en is de gemiddelde snelheid door rangeren en oponthoud aan de grens zelfs aanmerkelijk lager. De verwachting is echter dat binnen vijf jaar vrachtvervoer van hoogwaardi ge goederen met een maximale snel heid van 200 km per uur mogelijk is, waardoor de trein concurrerend kan zijn met de vrachtauto en zelfs onder bepaalde omstandigheden met het vliegtuig. Door de lucht Een belangrijk probleem in de lucht vaart is de geringe efficiency bij de ver keersleiding, die het gevolg is van de ontbrekende gezamenlijke Europese oriëntatie. De inflexibele luchtcorridors in Europa leiden nu reeds tot aanzien lijke vertragingen. Ook de grondcapa- citeit en de efficiency in de afhandeling van passagiers en goederen zijn verre van bevredigend. Met het oog op de verwachte snelle toename van het luchtverkeer bieden vrijwel alle lucht vaartmaatschappijen regionale vluch ten met relatief kleine vliegtuigen (40 tot 50 zitplaatsen). Vooral de laatste ja ren is er een snelle groei geweest op de korte routes. Ongeveer tweederde van de intra-Europese routes is inter nationaal, de rest binnenlands Capaciteit is ook in de Europese luchtvaart een probleem. Naar schat ting kan het overhevelen van de ver keersleidersbevoegdheden naar Euro control de Europese luchtvaartcapaci teit met 30 verhogen. Vervolgens zullen echter de capaciteitsproblemen op de vliegvelden manifest worden. Overigens lijkt een combinatie tus sen de hoge snelheidstrein (voor het regionale traject) en het vliegtuig (voor het internationale traject) een interes sante optie te zijn. In dat geval is het ontbreken van snelle internationale treinverbindingen geen probleem, daar het vliegtuig voor de internationale ver bindingen zorgt. Tegelijkertijd kan de verschuiving van het regionale vlieg verkeer naar snelle spoorverbindingen de capaciteitsproblemen in het lucht ruim helpen oplossen. In volume gemeten is het transport over water van een behoorlijke om vang. Het ontbreken van standaardisa tie, vooral bij overslag, is echter een probleem. Binnenvaart speelt (Euro pees) gezien slechts in enkele landen een rol van betekenis, hoewel de po tentie van deze transporttechniek groot is. Een belangrijk knelpunt is dat de voorzieningen (bijvoorbeeld sluizen) in veel landen tamelijk verouderd of slecht onderhouden zijn. Sterke punten van de binnenvaart zijn de transportveiligheid en de grote reservecapaciteit. Het geplande Ftijn- Donaukanaal zal na 1992 de Noordzee met de Zwarte Zee verbinden waar mee een efficiënte waterweg ontstaat, geschikt voor binnenvaartschepen van een behoorlijke omvang. Daar staat te genover dat de binnenvaart voor het intra-Europese noord-zuidvervoer be trekkelijk weinig kan betekenen en de infrastructuur in Frankrijk geen grote capaciteitsuitbreiding mogelijk maakt. De invloed van de Europese ontwikke lingen op de binnenvaart komt elders in dit blad (pagina 16) uitvoerig aan de orde. De gebruiker betaalt De vraag wie de kosten van verbe tering van de infrastructuur voor zijn rekening zal nemen, is van een geheel andere dimensie. In het algemeen overheerst de opvatting dat de gebrui ker meer dan voorheen een reële bij drage aan de infrastructuur moet beta len. Dit zal ertoe leiden dat op middel lange termijn de transportkosten, als onderdeel van de produktiekosten, aanmerkelijk toenemen. Het is de vraag hoe dit de verschil lende economische sectoren zal tref fen. De transportsector zelf hoeft hier van niet vanzelfsprekend nadeel te ondervinden, mits men bereid en in staat is de meerkosten aan de op drachtgever/afnemer door te bereke nen. In het bedrijfsleven zullen de sec toren die minder transportactiviteiten hebben (bijvoorbeeld de dienstverle ning) een relatief voordeel hebben ten opzichte van de bedrijfstakken waar meer met goederen 'gewerkt' wordt (bijvoorbeeld de agrarische sector, in dustrie en handel). Infrastructuurprojecten hebben een lange terugverdientijd. Aan de vraag wie de infrastructuur uiteindelijk zal be talen, gaat daarom de vraag vooraf wie de investeringen zal 'voorfinancieren'. Private financiers komen duidelijk in beeld indien sprake is van unieke pro jecten, zoals de Kanaal- en Alpentun nels. Voor meer gebruikelijke projecten zal private financiering niet altijd moge lijk zijn, omdat het dan niet eenvoudig is via bijvoorbeeld tolheffing aan de verplichtingen ten opzichte van de fi nancier te voldoen. De Kanaaltunnel is een bewijs dat wordt gewerkt aan verbete ring van de transport infrastructuur tussen de Europese landen, maar zijn de inspan ningen toereikend W. van der Velden Bedrijfstakonderzoek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 15